Martin Rep keek naar de show Zaansch Veem 2.0 van Freek de Jonge in het Zaantheater. Net als Freek vertrok hij eind jaren zestig uit Zaandam.
Waarom komen ze er eigenlijk alle twee steeds terug?
Ik heb de Zaan nog nooit bezongen
Die nauwelijks stromende rivier
Waar ik in zwom als kleine jongen
Tussen de IJsberen en ’t wier…
Door: Martin Rep
Wat is dat nou? Nog maar nauwelijks is Freek de Jonge het podium van het Zaantheater opgestapt en achter het toetsenbord gaan zitten of ik voel de tranen al prikken. Een lied waarin hij de Zaan vergelijkt met de Loire, de Rijn, de Donau, de Amazone; een vergelijking waarvan de uitslag bij voorbaat vaststaat en die dan ook kansloos zal eindigen. Maar die tegelijkertijd een liefdesverklaring is.
Eind jaren zestig vertrokken we allebei uit de Zaanstreek. We werden pas echt volwassen buiten de streek. Freek ‘werd Toon Hermans’, zoals hij zijn jongensdroom verwoordt; ik werd gewoon Martin Rep, journalist.
Zes maanden waren Dicky en ik getrouwd toen onze meubels werden weggedragen uit ons flatje aan de Jaspersstraat in Poelenburg. Freek de Jonge had inmiddels samen met Bram Vermeulen het cabaretduo Neerlands Hoop opgericht. Om heel eerlijk te zijn had ik nog nooit van hen gehoord toen de redactiechef van de Amersfoortse Courant mij op een dag naar het ingenieursbureau Dwars Hederik en Verhey stuurde om een stukje te schrijven over een lunchvoorstelling die Freek en Bram verzorgden in de chique kantoortuin.
Ik viel als een blok voor het duo. Ze deden de gekste dingen, waaronder een quiz waarbij de winnaar een pepermuntje kon krijgen voor een goede antwoord. Als een aarzelende DHV’er halverwege het podium was om het snoepje op te halen, riep Freek: “Jammer, de tijd is om! Ja, dit is het spel, zo zijn de regels en zo moet het gespeeld worden!” Het waren de wilde jaren zeventig. Met het ergst denkbare model ziekenfondsbril op zijn neus, met lange haren en met Bram naast zich op het podium maakte Freek korte metten met alles en iedereen. Hij werd de ster van onze generatie, en bleef dat ook nadat hij brak met zijn partner Bram en alleen verder ging.
Ik heb Freek sinds die tijd gezien op allerlei podia maar nog nooit een woord met hem gewisseld. In tegenstelling tot mijn zwager Martin, die bij hem in de klas heeft gezeten op de lagere school Klaas Katerstraat (“Freek was degene bij wie ik voor het eerst vieze plaatjes heb gezien”). Toch ken ik alle straatsteen uit de paadjes en straten in Zaandam waar Freek de Jonge heeft gelopen en gespeeld. Ik keek naar de brand bij Zaansch Veem, waar Freek uitgebreid over schrijft in zijn eerste boek. Ik volgde de bouw van de Paaskerk, waarvoor Freek had gecollecteerd. Net als hij zat ik op het Zaanlands Lyceum. Ik stak net als Freek de Zaan over met het pontje van Klaas Pasterkamp, die hoorde bij het vriendengroepje van mijn moeder. Ik fietste door de Westzijde en de Oostzijde, die hij bezong. Het Zaandam van Freek is het Zaandam van mij.
Freek de Jonge is blij dat hij niet in Zaandam is blijven wonen. “Anders was ik een soort Seth Gaaikema geworden.” Ik was net zo blij dat ik buiten de Zaan de ‘grote journalistiek’ kon leren. Wat in Zaandam gebeurde, volgde ik slechts van een flinke afstand. Hoe het oude station werd gesloopt en, erger, de Hembrug. Wastora de Westzijde opslokte maar uiteindelijk in de as werd gelegd. Hoe mijn gloednieuwe Ds. Lindeboomschool plaatsmaakte voor een woonwijkje. Hoe het Sint Jan Ziekenhuis, waar mijn moeder is overleden, werd omgebouwd tot een appartementencomplex. Hoe het oude gebouw van het lyceum werd gesloopt en KFC en ZFC roemloos naar de amateurs verdwenen. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik weg was uit Zaandam dat ik, na Heerlen en Tilburg, als de lelijkste stad van Nederland beschouw.
Maar ja. Waarom moet ik in het Zaantheater dan tegen mijn tranen vechten als Freek zijn liefde voor de Zaan bezingt? Waarom schrijf ik stukjes voor De Orkaan en ben ik zelfs een boekje aan het schrijven over de Meidoornstraat, de straat in Zaandam waar ik opgroeide en die je met gemak de ‘saaiste straat van Nederland’ kunt noemen? Ik realiseer me dat ik nooit ben opgehouden naar de Zaan terug te keren. Ook al lijkt de Gedempte Gracht op de Strip van Las Vegas en is de ‘fluwelen Westzijde’ een kale straat geworden, waar slechts weinig herinnert aan een mooi verleden.
Als we na de voorstelling op het station staan, vind ik zoals altijd dat de trein die me naar huis brengt het mooiste plekje van Zaandam is. Maar ik ben stiekem toch blij dat die trein niet zo heel ver hoeft te rijden en me zo weer terug kan brengen.
Zo saai als de Zaan is een rivier slechts zelden
Ze kabbelt, daar is alles mee gezegd
De Zaan mist het blauwe van de Donau
En toch bezing ik haar hier fier
Want ach, wie neemt het als hij jong is zo nauw
Oh Zaan, mijn jeugd, oh Zaan, mijn lievelingsrivier.
De foto komt uit het gemeentearchief van Zaanstad.
Water in de Zaan
Als bloed door mijn aderen
Geen leven zonder