In alle stilte heb ik gisteren mijn verjaardag gevierd. Beginnen met een uurtje in de fitnessruimte, afsluiten met een gezellige visite van vrienden en familie. Cadeautjes nam niemand mee, op mijn verzoek. Niets meer te wensen. Dat was ooit wel anders. De cadeautjes waar ik als jongen van droomde maar nooit kreeg, roepen nog altijd een sensatie op die nooit is verdwenen.

Door Martin Rep

Oh, die verjaardagen uit mijn jongensjaren! Wat waren ze mooi en onvergetelijk!

Nog altijd kan ik moeiteloos een verlanglijstje maken met zaken die mijn jongenshart sneller deden kloppen. Sterker: het zijn dingen die ik nog altijd heel mooi vind en ik nog best zou willen hebben, ook al ben ik ze al lang ontgroeid.

Zoals:

Een leertje. Een echte leren voetbal. Echte voetballen waren zeldzaam in het Zaandam van de jaren vijftig. Zodra een jongen uit de straat een bal had, werden er teams gevormd om op straat of op het sintelveldje waar later de Paaskerk gebouwd zou worden, te voetballen. Het waren meestal ballen van iets wat op plastic leek, en als je er een flinke punter tegenaan gaf, ging hij drie meter recht vooruit maar daarna begint te dwarrelen om ver naast doel te eindigen. Een leertje, ook wel bekend als ‘het leren monster’, dat werd gebruikt door Frans de Munck of Piet Kruiver, was je ware.

Transistor

Een transistorradio. Die kon je met je meenemen. Naar het strand bijvoorbeeld – alleen al het idee dat iedereen om je heen kwam zitten om te luisteren naar het verslag van Jan Cottaar van de aankomst van de Tour de France! Luisteren naar andere muziek dan wat je op de Draadomroep werd voorgeschoteld. In een transistorradio zaten batterijen, dus je had hem altijd bij je, en hij paste in je broekzak. Je moest ‘m wel stevig tegen je oor drukken, want het speakertje stelde niet veel voor en de ontvangst was niet geweldig. Een transistor bleef een droom voor mij.  Wel heb ik ooit een kristalontvanger gehad, een primitieve, niet erg sexy, radio met alleen Hilversum 2, die mijn neef Kees Roode voor mij in elkaar heeft gesoldeerd.

Zaklantaarn. Onder de dekens schijnen zodat je ’s avonds in bed kon lezen zonder dat je vader en moeder het merkten.

Donald Duck

Een abonnement op de Donald Duck. Mijn nichtje Tineke had dat, maar mijn ouders gaven geen geld uit aan dat soort flauwekul. Ik fietste elke week naar mijn nichtje, op wie ik trouwens een beetje verliefd was, om de avonturen van Oom Donald en de Grote Boze Wolf te volgen.

Zakagenda met eeuwig­durende kalender en afstandstabel. De eeuwig­durende kalender was een regelrecht wonder. Je kon op miraculeuze wijze achterhalen op welke dag 1 januari 1900 viel of op wat voor dag je opa was geboren. Hoe het werkte, ik heb geen idee, en of het klopte kon je niet echt controleren want je wist dan wel de geboortedatum van je opa maar hijzelf kon zich absoluut niet herinneren op wat voor dag hij was geboren. 

Verrekijker

De afstandstabel in zo’n agenda was net zo mooi. Je kon er moeiteloos mee de afstand opzoeken van Leeuwarden naar Amsterdam en van Maastricht naar Den Bosch. Zaandam stond er nooit bij. Met deze tabellen kon ik uren zoekbrengen. Ze stonden in zakagenda’s die deftige mensen gebruikten. Er stonden ook kaartjes in van Nederland, de landen van Europa, de werelddelen en Indonesië. En niet te vergeten, de titulatuur. Daarin kon je lezen hoe je de koningin moest aanspreken (eerst met majesteit, dan met mevrouw – zo wilde Juliana het) en hoe je je richtte tot een doctorandus. Fantastische lectuur; is die tegenwoordig nog ergens verkrijgbaar? De eeuwigdurende kalender staat ook op internet, maar zonder enige magie.

Een verrekijker. In de huiskamers van mensen kijken die een stuk verderop wonen. Toen ik er eindelijk een kreeg, waren de glazen zo slecht dat je beter met het blote oog kon kijken. 

Een kaartspel met naakte vrouwen. Die schenen te bestaan, maar wij hadden ze nooit gezien. Zuks vroeg je niet voor je verjaardag. Misschien hadden ze die bij Busch in de Burchtgalerij. Daar had ik een keer een ansichtkaart gekocht van een juffrouw in bikini op een schommel. Die kaart verstopte ik onder mijn matras. 

Bloedgeul

Een dolk met een bloedgeul. Dergelijke dolken kwamen voor in jongensboeken (ook die van Callenbach Nijkerk en Meinema Delft, want de Tachtigjarige Oorlog, onze grote vaderlandse oorlog, was een geliefd thema) en wekten mijn begeerte op. De fascinatie voor wapens zit ingebakken in het puberbrein, zoals blijkt uit de manier waarop de gemiddelde Amerikaan zich bewapent.  Met instemming zag ik ooit een sketch van Koot en Bie, waarin Wim de Bie bekent dat hij de dolk van de SS met het opschrift ‘Meine Ehre heisst Treure’ zo mooi vindt. Zo vond ik ook de klappertjespistolen in de vorm van een echte revolver, met roterend kogelhuis, verschrikkelijk mooi. Of ze ooit op mijn verlanglijstje hebben gestaan, weet ik niet. Wel dat ik ooit een dolk met bloedgeul heb bezeten die er bedrieglijk uitzag, maar helaas van rubber was.

Een elektrische trein. In de etalage van Vet aan de Savornin Lohmanstraat stond een prachtige, zwart gespoten, stoomlocomotief van het merk Märklin. Het maximale bedrag dat mijn ouders bereid waren uit te geven aan speelgoed voor mij met zeker een factor drie overstijgend: hij kostte 29,95 gulden. En dat was nog maar het eerste stuk dat je nodig had voor je eigen elektrische spoorbaan op zolder. Die is er dan ook nooit gekomen.

Door Martin Rep.