Met Koningsdag is het weer vrijmarkt, in de Zaanstreek is het trouwens ook met Bevrijdingsdag vrijmarkt. Zelfs op Pinksterdrie werden er spullen op straat verkocht door kinderen (toen Pinksterdrie nog gevierd werd).
Martin Rep gaat terug in de tijd naar de Plaatjeskermis in de Zaanstreek, ook een vrijmarkt dus.
In elke stad of dorp wordt met Koningsdag vrijmarkt gehouden. Wij deden in de jaren vijftig precies hetzelfde op de ‘plaatjeskermis’ in Zaandam. Al was ‘één centje maar hoor’ een loze reclamekreet.
Het is een zonnige dag, zoals een Koninginnedag zonnig moet zijn. Met onze oudste kleindochter Lana lopen Dicky en ik richting de Goffert, het grote Nijmeegse volkspark op tien minuten wandelen van ons huis. Lana, zes jaar oud, duwt zelf het wandelwagentje waarin haar zusje Fenne van twee jaar zit. We hebben Lana beloofd dat ze straks iets mag kopen op de Vrijmarkt, voor wel vijf euro.
Dinky Toy
We lopen de wijk uit en steken de Oude Mollenhutseweg over. Goed uitkijken, overal staan auto’s geparkeerd en ze rijden zo het fietspad op. Het is een drukte van belang. Auto’s vol met handel rijden stapvoets naar het park. Complete gezinnen of opa’s en oma’s met kleinkinderen zoals wij stromen toe, belust op een goedkoop fietsje of misschien die ene Dinky Toy waarnaar al jaren wordt gezocht.
Het is 30 april 2009. Er zullen deze dag meer dan vijftigduizend bezoekers naar de Goffert komen. Er is niet alleen een vrijmarkt, maar ook een kermis voor de kleintjes, een heus circus en grote luchtkussens waar ze op kunnen rennen en kruipen, maar dat komt straks wel. Eerst moet Lana wat kopen. We lopen het Goffertpark in. Duizenden Nijmegenaren hebben hun zolder leeggehaald en hun oude spullen uitgesteld naast kramen van commerciële handelaren die antieke radio’s, stapels langspeelplaten of Chinees bijna-antiek aanprijzen. Bij de eerste kraam stopt Lana en kijkt intens naar al dat prachtigs. Wat zal ze kiezen? De euro’s branden in haar zak.
Tussen al het geschetter van de muziek en het schreeuwen van de mensen hoor ik opeens een stem in mijn hoofd. Het is mijn eigen stem: “Plaatjeskermis! Altijd prijs! Eén centje maar hoor!” Het is grote vakantie 1956, en het is het tijd voor plaatjeskermis. Ik heb wel wat oude spullen liggen waar ik nooit meer mee speel en waar ik nog wel wat voor kan vragen.
En, beter nog, mijn vader heeft altijd wel mooi etalagemateriaal. Een opzetdame van karton die ons toelacht, een Miss Blanche-sigaret in haar hand. Een rubberen ijsbeer die tussen zijn voor- en achterpoten een niet meer aanwezig pakje Alaska-sigaretten vasthoudt. Ik heb thuis ook nog een mooie groene asbak met een uil die op de rand zit en die op mijn kamer staat, ook al rook ik nog niet. Maar die reclame voor Uiltje-sigaren vind ik te mooi, die gaat er niet uit.
Met Arthur – ik hoop dat mijn vader binnenkort met zijn moeder, tante Martha gaat trouwen, dan heb ik een heuse stiefbroer – bouw ik een kraam op. Dat is makkelijk. Een sinaasappelkistje met een plank erop dient als toonbank. Aan de steun van een meidoorn wordt een dwarsplank getimmerd, die weer gesteund wordt door een andere plank. Het wordt helemaal compleet als we de oude gordijnen die op zolder liggen, mogen gebruiken om onze kraam mee af te dekken.
Mijn vriendje Tom Stom heeft een complete reeks stripverhalen van Eric de Noorman.
Mijn vriend Tom Stom – hij woont om de hoek in de Abeelstraat – heeft een paar oude stripboeken liggen die hij aanbiedt. Tom is elf jaar; één jaar ouder dan ik, maar hij zit twee klassen hoger. Hij is zo knap dat hij een klas heeft mogen overslaan. De boekjes die hij heeft, zijn een paar Kapitein Robs waar de omslag van verdwenen is. Zijn echt mooie strips heeft hij, net als ik, ingebracht in de bibliotheek van onze club, ‘DVZ’ oftewel De Vrolijke Zaankanters. De verzameling van Tom bevat onder meer zijn complete reeks Eric de Noorman, een zwervende Viking-koning die ongelooflijke avonturen beleeft. Ik heb vooral Tom Poes-verhalen en exemplaren van het weekblad Sjors van de Rebellenclub.
Plaatjeskermis
In heel Zaandam zijn jongens van onze leeftijd die de vakantie gebruiken om een ‘plaatjeskermis’ op te zetten. Ze bouwen een kraampje vlak bij hun huis of behelpen zich soms met een oud kleed dat ze zo op de stoeptegels uitspreiden, maar daar kijken wij minachtend op neer; een echte kraam, zoals wij nu hebben, die heeft pas status. Dergelijke kraampjes moeten in die tijd op duizenden plaatsen in heel Nederland zijn gebouwd, al lijkt het woord ‘plaatjeskermis’ specifiek Noord-Hollands, West-Fries of Zaans. Op internet is het woord vrijwel niet te vinden.
De vlag dekt de lading ook niet echt. Met ‘plaatjes’ heeft onze nering weinig te maken; we verkopen allerhande spullen, waarvan de plaatjes maar een klein deel uitmaken. ‘Altijd prijs’ suggereert dat er bij ons wat te winnen valt. Op de Vrijmarkt in de Goffert zijn inderdaad kramen zat waar je kunt draaien, trekken of schieten, maar wij vragen gewoon keiharde cash voor onze waar. En we mogen dan wel ‘één centje maar, hoor!’ roepen, in werkelijkheid is voor een cent bij ons niks te koop; het goedkoopste artikel is een incomplete Tom Poes van 5 cent. Dat verhindert ons niet de reclamekreet op gezette tijden door de Meidoornstraat te doen weerklinken; Arthur van vijf doet al net zo hard z’n best als Tom en ik.
Met vijf cent begin je niet veel op de vrijmarkt in de Goffert, waar onze plaatjeskermis van ruim een halve eeuw eerder miljoenvoudig wordt herhaald. Maar wat moet je met vijf euro, een geweldig bedrag als je zes jaar bent, als het zo moeilijk iets voor te kiezen en er tienduizenden spullen liggen die je allemaal wel wilt hebben?
Poffertjes
Na een kwartier zijn Dicky en ik al klaar met de drukte die van alle kanten op ons afkomt en die het laveren met een wandelwagen vrijwel onmogelijk maakt. Gelukkig vinden Lana en Fenne het Circus Renz, dat voorstellingen met paarden geeft, wel zo leuk en kan Lana zich even later uitleven als ze kan klimmen op reusachtige opblaaskussens.
Bij onze plaatjeskermis liep de handel die dag niet zo, die dag in 1956. Gelukkig was tante Martha bereid beslag voor ons te maken, zodat we op een petroleumstel poffertjes konden bakken in een koekenpannetje. Dat scheelde in de aanloop. Vijf stuks voor vijf cent, en dan bestrooiden we ze ook nog met suiker. Ze vonden gretig aftrek, de laatste ventten we uit langs de deuren. Aan het eind van de middag telden Tom, Arthur en ik onze winst. We hadden wel tachtig cent verdiend en we waren de koning te rijk.
Foto links boven van vrijmarkt in winkelcentrum ’t Kalf (Drielse Wetering) op Koninginnedag 1991, bron gemeentearchief.
===
Martin Rep is medewerker van De Orkaan. Wekelijks publiceert hij een verhaal, meestal met nostalgische inslag, op zijn website www.martinrep.nl.
Zie ook zijn verhalen over Een Warm Welkom, Sigarenmagazijn Rep, Modemagazijn Schuijt (voorheen Zaanlands Lyceum) zijn Puch bromfiets, de opening van V&D aan de Gedempte Gracht, het Reppiaanse Woordenboek, de grootste strafmiddag in de geschiedenis van het Zaanlands Lyceum en zijn oude kleuterschool op het Vissershop.