‘We hebben ons al die jaren niet vergist. Jullie waren gave gasten en zijn dat nog steeds.’ Joshua Schot, zoon van zondagsschoolmeester Jaap Schot, reageert op de column die Martin Rep vorige week voorlas tijdens de Orkaan Eindejaars Nieuwsquiz in De Fabriek te Zaandam, en die de volgende dag werd gepubliceerd in De Orkaan.
Rep vertelde in dat verhaal over een ontmoeting die hij en zijn zwager Martin Prins hadden met Joshua en zijn broer Willem in een loods op het Hembrugterrein. Hij zag daar aanvankelijk nogal tegenop en trok zelfs een vergelijking met de film Pulp Fiction, waarin twee van de hoofdpersonen in een donkere kelder dreigen te worden verkracht en vermoord. De werkelijke aanleiding tot die ontmoeting, zo vertelt nu Joshua Schot, was zoveel mogelijk verhalen te horen over hun overleden vader, zondagsschoolmeester Jaap Schot.
‘geen doorsnee christenen’
Hieronder in extenso hun openhartige reactie. Een opmerkelijk portret van een bijzonder echtpaar. Joshua Schot vertelt:
‘Mijn vader was me er eentje… mijn moeder, Stientje, trouwens ook. Mijn broer en ik wilden jullie ontmoeten omdat jullie vaak bij ons thuis kwamen. Jullie waren destijds rond de achttien jaar en konden mogelijk van alles vertellen over onze ouders.
Er kwamen bij ons heel wat buitenbeentjes. Ik noem er een paar.
Het schippertje met z’n zieke vrouw, peuk in z’n mond. Tante Her, lief, gescheiden en verdrietig; we hadden haar verhuisd. “Kom maar dicht bij ons wonen”, had m’n moeder gezegd. Tante Co, die me altijd op m’n mond probeerde te zoenen. Ide en Han de indiaan. Rinus en Ingrid. Ome Klaas. Ome Barend, die geen familie had.
Zomaar wat namen die me te binnen schieten, mensen die nooit vooraan in de kerk zouden zitten, of helemaal niet in de kerk kwamen.
We vroegen ons af hoe zij naar onze ouders keken in die zestiger jaren.
Ze wisten zoveel te vertellen, wij hadden zoveel vragen. M’n ouders waren geen doorsnee christenen.
Iedereen was welkom. Vrienden van m’n ouders hadden een houten bord opgehangen aan het huis. ‘Plexat’ stond erop. M’n ouders betaalden boetes voor een veroordeelde homo, de beste man was betrapt met een andere man en had geen geld. Betalen of de gevangenis, zo ging dat in die jaren. Weduwen gingen mee op vakantie helemaal naar de Veluwe (op de brommer), er was geen geld voor een vakantie naar het buitenland. Kerstverhalen in rokerige zaaltjes, het evangelie in een grachtenpand waar m’n broer en ik onze ogen uitkeken als we moesten plassen in het toilet waar de ene travestiet de ander “hielp”…
Bijbelverhalen vertellen voor jonge demente mensen (daar kwam het toneeltalent goed van pas), hij heeft het jaren gedaan, samen met Stientje. De strijd met de dominee en ouderlingen die hij had als er hel werd gepredikt. Meelopen met de kinderen van een vrouw van wie de moeder “bezeten” was, straatprediking, mensen op straat aanspreken of ze Jezus kenden…
Er zijn nog veel meer verhalen.
Hij was in onze ogen gewoon onze vader, wij vonden hem maar lastig met z’n geloof. Modelchristen, dachten m’n broer en ik. Het hield mij lang tegen te kunnen geloven, want ik was niet als hij, kon niet zo zijn als hij.
De heilige lat lag voor ons veel te hoog.
Toneel spelen voor Jezus
Nu hij toneel speelt voor Jezus, en m’n moeder daar nú duizenden bakkies koffie schenkt voor de engelen, denk ik dat ik best wel iets van hem heb. Ook de randen willen opzoeken van de samenleving, ik vermoed dat hij net als ik daar Jezus zocht en vond.
Meester Jaap, pap; ik hou van je. Ik hoop daar, in de hemel nog eens met je te kunnen spreken over toen. Ik vind het best indrukwekkend dat zo een lieve, zachte, koppige soms driftige, stille man bij mensen zo een prachtig beeld heeft achtergelaten. Zelfs nu, zes jaar na zijn verhuizing naar het hemelse Plexat, komt hij nog in De Orkaan.
Ik hoop dat mensen door het verhaal heen op zoek gaan naar wat hem, beter gezegd hun, dreef.
Ze zullen uitkomen bij liefde met een gezicht: Jezus
Ze zongen vaak samen, mijn vader en moeder, tweestemmig bij het harmonium. Eén lied staat in m’n hart gegrift: “Er is een plaats van ware rust, dichtbij het hart van God.”
Martin, ’t klinkt misschien gek en misschien wil je het helemaal niet horen, maar mijn broer en ik hebben jarenlang de herinnering aan jou en Martin Prins gekoesterd (ook al waren we kleuters). Door de ontmoeting hebben we gemerkt dat we ons al die jaren niet vergist hebben. Ook al voelden we iets van de scepsis waar je over schrijft, we merkten allengs het gesprek dat we niet fout zaten. Jullie waren gave gasten en zijn dat nog steeds.
En dan jouw column, zo mooi en waar. Het is altijd spannend als je geliefden over moet geven in de handen van mensen die iets willen zeggen over hen. Jaap en Stientje hebben, zo laat je zien, echt van je gehouden en je geeft het terug aan ons.’
Door Joshua Schot, opgetekend door Martin Rep.
Wat een mooi verhaal.