Volkskrant-correspondent Rob Vreeken is in Israël, waar hij de oorlog met Hamas verslaat. Hij sprak met familie van gegijzelde Israëliërs en reservisten die zich bij het leger meldden, was in de aangevallen kibboets Be’eri, bezocht de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en schreef over Israëliërs die zich massaal bewapenen.
Normaal gesproken is Vreeken correspondent in Istanbul, maar na het uitbreken van de oorlog op 7 oktober opereert hij vanuit Israël, hij verblijft nu in de kustplaats Jaffa. Vreeken is Zaandammer, werkte ooit voor De Zaanlander en De Typhoon en schrijft zo nu en dan columns voor De Orkaan. Wij mailden met hem.
Hoe is de stemming in Israël?
Israël is nog steeds een land in oorlog. Toch wordt de sfeer geleidelijk iets gewoner, als je dat woord kunt gebruiken. In de eerste week na de terreuraanval van Hamas op 7 oktober overheerste nog de ontzetting over wat er was gebeurd. Het openbare leven lag grotendeels stil. Jaffa, waar ik verblijf, is gewoonlijk een heel levendig stadsdeel, met een prachtig oud centrum vol winkeltjes en horeca. Maar toen ik er aankwam op 8 oktober was het uitgestorven. Iedereen bleef binnen. Alle winkels waren dicht, op een paar eettentjes na.
Inmiddels is de sfeer weer iets normaler geworden. De eerste schok is achter de rug. De winkels gaan geleidelijk weer open. Daarbij moet je bedenken dat alles wat nu in Gaza gebeurt – Israëlische bombardementen en de oorlog tegen Hamas – ook in Israël alleen via de media te volgen is, net als in Nederland. De meeste Israëliërs zijn niet direct getuige van de oorlogshandelingen, daarvoor wonen ze er te ver vandaan.
Een uitzondering daarop zijn de raketbeschietingen die Hamas nog steeds uitvoert op Israëlische steden. Regelmatig gaat het luchtalarm. Iedereen wordt dan geacht dekking te zoeken in een schuilkelder of op een andere veilige plek. Zelf heb ik dat al zeker zestig keer gedaan. Het wordt routine. Eenmaal ging het luchtalarm af toen ik een begrafenis bijwoonde van een van de slachtoffers van de aanval van Hamas. Iedereen dook weg tussen de grafzerken, languit op de grond liggend. Ik ook. Een bizarre situatie.
Hoe wordt gereageerd op de afnemende steun voor de oorlog vanuit het buitenland?
De Israëliërs zijn het wel gewend dat Israël in de wereld weinig steun geniet. Het land vertrouwt op eigen kracht, met de aantekening dat die ‘eigen kracht’ sterk afhankelijk is van de politieke, financiële en militaire steun van de Verenigde Staten. Maar los daarvan, de Israëliërs zien ook dat de meeste Europese landen nog achter Israël staan en Israëls ‘recht op zelfverdediging’ onderschrijven.
Hoe doe je eigenlijk verslag in zo’n oorlogsgebied?
Ik trek er zoveel mogelijk op uit om met eigen ogen te zien wat er gebeurt en om te horen wat de mensen zeggen. Ik heb diverse plekken in Israël bezocht en tot nu ben ik vier keer op de Westelijke Jordaanoever geweest, het door Israël bezette gebied, om met Palestijnen te praten. Het is belangrijk om aan beide kanten van de scheidslijn te opereren.
Het gekke van werken in Israël is dat ik eigenlijk in twee verschillende wereld zit, twee werkelijkheden die elkaar bijna uitsluiten. Waarbij ik telkens heen en weer stap, van de ene werkelijkheid naar de andere en terug. De ene keer Israël, de andere keer Palestina. Voor beide werkelijkheden moet ik open staan.
Dat speelt ook in het menselijk contact. Ik moet alle partijen open en empathisch benaderen, zowel Joodse ouders wier kind is gegijzeld of partner is vermoord, zowel als slachtoffers aan de Palestijnse kant. Dus ik probeer er zo onbevangen mogelijk in te staan, met waarheidsvinding en menselijkheid als leidraad.
Van een afstandje zie ik natuurlijk de stellingenstrijd die in Nederland gaande is over de kwestie. Het drama wordt door veel mensen gebruikt om anderen de maat te nemen. Kennelijk voelt men vooral de behoefte om op de Nederlandse vierkante centimeter een paar appeltjes te schillen, in plaats van zich oprecht te verhouden tot wat hier gaande is.
Godzijdank sta ik daar grotendeels buiten. Dat zou het werken alleen maar moeilijker maken. (verhaal gaat door onder foto)
Hoe kom je aan bronnen en kan je nog overal komen in Israël?
Zoals gezegd, ik trek er op uit en praat met mensen. Verder volg ik de lokale media en zie ik globaal wat er op internet voorbij komt. Maar dat laatste kunnen de collega’s in Amsterdam natuurlijk ook. Ik besteed mijn tijd liever aan dingen waarvoor je echt ter plekke moet zijn.
In Israël en op de Westoever kan ik overal komen, afgezien van het gebied rond Gaza. In Be’eri, een van de aangevallen kibboetsen, ben ik (tien dagen na de aanval) geweest toen het leger een perstrip organiseerde. Helm op en scherfvest aan.
In de Gazastrook zelf kan ik natuurlijk niet komen. De verhalen daaruit worden opgeschreven door mijn collega’s in Amsterdam. Die proberen telefonisch contact te leggen met de mensen daar. Verder beschikken we over de informatie van de internationale persbureaus en andere nieuwsbronnen. (verhaal gaat door onder foto)
Welke verhalen hebben de meeste indruk gemaakt?
In de eerste week vooral de verhalen van de overlevenden aan Israëlische kant. De horrorverhalen van dat eerste weekend, 7 en 8 oktober. Familieleden van vermoorde en gegijzelde Israëliërs. De verhalen van slachtoffers van de Israëlische bombardenten in Gaza heb ik niet zelf gehoord, zoals ik net al zei. Dat doen collega’s ter redactie. Wel heb ik op de Westoever gezien hoe Joodse kolonisten de oorlogstoestand aangrijpen om Palestijnse boeren nog eens extra het leven zuur te maken en van hun land te verdrijven. Zoals VN-secretaris-generaal António Guterres terecht zei, de terreuraanval van Hamas vond niet plaats in een vacuüm.
Wat zijn de plannen voor de komende dagen en weken?
Er zijn nog allerlei verhalen te maken. Dit weekend ga ik kijken in Ramallah, waar Palestijnse arbeiders zitten die door Israël dreigen te worden uitgezet naar Gaza. Verder wil ik kijken bij de orthodox-joodse Israëliërs, die zijn vrijgesteld van militaire dienst. Zij bidden voor de veiligheid van het land, zeggen ze. Daar is nu meer dan ooit kritiek op onder seculiere Israëliërs. Verder wil ik in het noorden gaan kijken, aan de grens met Libanon. Daar vuurt Hezbollah regelmatig raketten af op Israël. Tot nu overigens zonder dat het tot een echte oorlog leidt, gelukkig.
Door redactie Orkaan. E-mail-interview met Rob Vreeken, foto’s: Rob Vreeken.
Sterkte, Rob. Zware missie!
Dank, Martin!
En zoals gewoon het handje weer boven het hoofd van 🇮🇱
Inzoomen op 7 oktober. De 80 jaar ervaar niet benoemen en na 7 oktober ook niet belangrijk.
De 9000 doden van Palestina doen er niet toe voor je, je trekt duidelijk partij in plaats van de waarheidsvinding