Van Rob Vreeken, Zaankanter en correspondent van de Volkskrant in Istanbul, verscheen onlangs het boek Een heidens karwei – Erdogan en de mislukte islamisering van Turkije.
Een van de twaalf hoofdstukken, ‘Turk in Zaandam, Zaankanter in Turkije’, is een tweeluik over Turkse Nederlanders in de Zaanstreek en degenen die achterbleven in Turkije. Hoe is het beide groepen vergaan sinds de jaren zestig, toen de arbeidsmigratie op gang kwam?
In een reeks van negen afleveringen brengt De Orkaan dit hoofdstuk.
Rob Vreeken is zondag 17 september te gast op de literaire middag van De Wormerveerse Vermaning en ‘t Nut. Met journalist Eva Hoeke praat hij dan over zijn boek en over zijn ervaringen in Turkije. Aanvang 15.00 uur. De Vermaning, Zaanweg 57, Wormerveer
Vandaag de zevende aflevering:
Een parade van auto’s met Nederlands nummerbord
In Aksaray verblijf ik een paar weken in het Kuzucular Park Hotel, aan het begin van horecastraat Kahve Caddesi. Van daaruit wandel ik geregeld door de stad, en anders dan in de anonieme wereldstad Istanbul is het in het gemoedelijke Aksaray makkelijk contact te maken met vreemden. Als onmiskenbare Nederlander raak ik snel in gesprek met Turkse Nederlanders, of misschien is Nederlandse Turken een betere term.Â
Liever luisteren?
Wat opvalt is hoeveel lijntjes er lopen tussen Nederland en Aksaray. Veel mensen hebben familieleden in Nederland. Abdullah, de eigenaar van restaurant Bianca, is getrouwd met een Turkse die het vertikt om van Osdorp naar Turkije te verhuizen. Serkan, eigenaar van restaurant Sehzade, keerde op zijn veertiende met zijn gepensioneerde ouders terug uit Hengelo. Zijn zus woont er nog.
De band blijkt vooral in de zomervakantie, wanneer Turkse Nederlanders op familiebezoek komen. In de vakantiepiek heeft Kahve Caddesi elke avond een parade van auto’s met Nederlands nummerbord. Aan het eind van de zomer, als veel vakantiegangers weer zijn vertrokken, zie ik toch nog heel wat Europese nummerborden. Bij een half uurtje turven op het kruispunt van Ankara Caddesi en Taspazar Sokak noteer ik: Duitsland 10, Nederland 9, Oostenrijk 3, Frankrijk 3, Verenigd Koninkrijk 2, België 1.
Op Kahve Caddesi wordt op een avond mijn aandacht getrokken door muziek: Kleine jongen van André Hazes. Het geluid komt uit een draagbare speaker op het trottoir voor kledingwinkel Casa de Papel. Ernaast zit een jonge man een biertje te drinken, een niet alledaagse activiteit in de openbare ruimte van het conservatieve Aksaray. Maar het kán in ieder geval, tien jaar geleden zou het niet geaccepteerd zijn.Â
Ik schuif een stoel aan. Mehmet komt uit Rotterdam. Sinds negen jaar is hij hier, hij werkt in de kledingzaak. Heel feitelijk vertelt hij over een bestaan met de nodige bulten en bochten. Hij diende als Nederlands militair in Irak, kreeg PTSS en raakte daarover in conflict met Defensie. Een zaak over compensatie loopt nog. In Turkije zat hij anderhalf jaar gevangen na een verkeersongeval waarbij twee vrienden omkwamen, zelf raakte hij zwaar gewond. Daar heeft hij nog veel last van.
Mehmet neemt me mee naar zijn groepje Turks-Nederlandse vrienden, dertigers net als hij. Ze zitten bijna elke avond in spelletjeslokaal Relax, even verderop, yüzbir (101, een soort rummikub) te spelen. Zonder veel succes leggen ze mij de regels van het spel uit. Het lokaal zit vol, aan alle tafeltjes wordt gespeeld, onder het genot van een glaasje zwarte thee. Turkse theehuizen zijn traditioneel een mannenwereld, maar hier zijn een paar tafels bezet door groepjes jonge meiden. Ook dat is nieuw. Minder prettig is dat bijna iedereen zit te paffen, het staat blauw. Onvoorstelbaar dat dit in Nederland ooit normaal was. Al spoedig word ik goede maatjes met de mannen, van wie de meesten uit Rotterdam komen. Aardige gasten. Af en toe doe ik een potje yüzbir mee en tijdens mijn wandelingen door de stad steek ik regelmatig mijn hand op voor een Nederlandstalige groet.
Maar wat doen de mannen hier? Terugkeerders zijn vrijwel altijd gepensioneerden. Jonge mensen in Turkije zeggen juist náár Europa te willen, ook al wordt meestal weinig ondernomen om die vage droom te verwezenlijken. Geleidelijk wordt het me duidelijk. De mannen zijn op een of andere manier vastgelopen in Nederland, financieel, justitieel dan wel persoonlijk. Gezinnen hebben ze niet, dus was het – met de familieconnecties in Aksaray – een reële optie het dan maar in Turkije te proberen. Het leven is hier overzichtelijker dan in Rotterdam, en goedkoper. Wie wat gespaard heeft en van aanpakken weet, komt makkelijk aan de slag.
Ridvan Aksoy, 37 jaar, woont sinds twee jaar in Aksaray. Hij deed vwo, kwam zes jaar vast te zitten wegens een steekpartij. Hij wilde een restaurant openen, maar met zijn strafblad ging dat niet. Hij deed het toch, onder andermans naam, kreeg gedoe met de belasting. Een scheiding volgde, ook dat nog. ‘Ik begon cocaïne te gebruiken en te drinken. In Aksaray is die verleiding niet, je moet hier je best doen om aan iets anders dan wiet te komen.’
Ridvan heeft hier meer kansen dan in Nederland. ‘Met een beetje geld kun je hier altijd iets beginnen,’ zegt hij. ‘Ik kocht een busje, ging eieren ophalen in de dorpen en verkocht ze op de markt.’ De zaken gingen goed en hij breidde zijn handel uit. Tegenwoordig zit hij in het vastgoed. Hij verzucht: ‘Was ik maar eerder gekomen.’
Materiële overwegingen bepalen de conjunctuur van de migratie en de dynamiek tussen migranten, achterblijvers en terugkeerders. Turken in het vaderland denken vaak dat degenen in Europa allemaal in goeden doen zijn. ‘Er is wel een soort jaloezie,’ zegt Meryem Gökalp, bewoner van een flatwoning in Poelenburg en voorzitter van de Zaanse vrouwenafdeling van de conservatieve moslimorganisatie Milli Görüs. ‘Ze denken dat wij het makkelijk verdienen. Ze hebben geen reëel beeld, ze zien ons alleen in de vakantie. Mijn man is dakdekker. Zwaar werk, hij is zzp’er. Ik ben huisvrouw. Bovendien hebben de mensen in Aksaray het beter dan voorheen. Turkije is onder Erdogan echt vooruit gegaan, daar ben ik trots op.’
De economische afstand tussen Nederland en Turkije is kleiner geworden. Turkije is inmiddels lid van de G20, de groep rijkste landen. In de periode dat gastarbeiders wegtrokken van het verarmde platteland zou dat sciencefiction zijn geweest. Vooral de afgelopen twintig jaar is het bruto nationaal product van Turkije sterk gegroeid. Terwijl het bnp van Nederland verdubbelde, werd dat van Turkije vier keer zo groot.
De financiële banden tussen diaspora en achterblijvers zijn geslonken. Ooit waren de migranten een vooruitgeschoven post van de familie. Er werd gespaard voor een huis of een tractor. Sparen voor een woning is er tegenwoordig niet meer bij. Ja, een zomerhuis misschien, maar dan liever in Bodrum-aan-Zee. Of in Tekirdag.
Anita Böcker, hoofddocent sociologie en migratierecht aan de Radboud Universiteit, deed vanaf jaren tachtig onderzoek naar die financiële banden. In Turkije bestond geen sociale zekerheid, zegt ze. ‘Dat regelde men zelf, door te sparen en met hulp van de familie.’ Maar Nederland had een verzorgingsstaat. Dat beïnvloedde de verhoudingen binnen de familie. De banden werden losser, doordat de afhankelijkheid aan Nederlandse kant verdween. ‘Individualisering was het gevolg, ook bij vrouwen die hun eigen inkomen kregen.’
Vervolgens werd ook in Turkije de verzorgingsstaat uitgebouwd. In 2003 kwam er gratis gezondheidszorg voor iedereen. ‘Tot dan werd vaak aan de familie in Nederland geld gevraagd voor een operatie,’ zegt Böcker. Ook van Turkse kant verminderde de afhankelijkheid.
Iets van solidariteit bleef wel bestaan in de regionale clubs die in Nederland werden opgericht door migranten uit hetzelfde gebied, uit heimwee en om elkaar te kunnen bijstaan. Zaandam telt twee Zwarte Zeeclubs, een Kirsehir-club en een Gülagaç-club, ooit opgericht door de vriendengroep van Efraim Benli en Kadir Ay. Volgens Kadir is de club ingezakt. ‘De volgende generaties zijn er niet mee doorgegaan,’ zegt hij. Efraims kleinzoon Tamer echter beweert dat de Gülagaç-club wel degelijk nog bestaat, dankzij de tweede generatie, en goede doelen steunt in Turkije.