De  Orkaan gaf me gisteren in drie schijnbaar tegenstrijdige berichten stof tot nadenken: de door Piet Bakker beschreven lelijkheid (waar in elke andere Europese stad mooie plekjes zijn), de lange opsomming van evenementen waarmee we onze hele meivakantie kunnen vullen en een weemoedig portret van de Bloemgracht te Zaandam.

Door Anneke van Dok

De laatste beschrijving bracht me terug naar 1960, naar de eerste klas van het Zaanlands Lyceum. Toen we in het lokaal op de hoek van de Bloemgracht gymden onder de dictatuur van Eta Sieverts. Ze joeg ons met luide stem het wandrek in. Wij, meisjes van dertien, droegen een katoenen gympakje, dat na een aantal wasbeurten al zijn elasticiteit en groene kleur had verloren. Er waren geen douches in het gebouw, alleen zinken bakken met koudwaterkranen in een washok, waar we uit het zicht van Eta handdoekengevechten hielden. Buitengym vond plaats op het Verkadeterrein, met een warming up van twee rondjes om het voetbalveld. Altijd koud, nat en winderig.

De reacties op Piet Bakkers artikel over de Monetschildering bij het sluizencomplex, ontlokte veel gemopper op het feit, dat het gemeentebestuur er niet in slaagt de stad wat mooier en schoner te maken. (Ikzelf vind Zaandam niet moeders mooiste en ik vraag me herhaaldelijk af, wat de stad kan doen opfrissen). Ik denk dan aan steden van dezelfde grootte, met een zilveren rivier middendoor. Alles begint met een goede interactie tussen burgers en gemeentebestuur. Vooral als het gaat om veiligheid, het autovrij maken van het kernwinkelgebied en het inzetten van handhavers. Een grondige metamorfose van de Burcht zal van betekenis zijn, evenals het creëren van een wandelrondje. Met verf en kwast bereik je alleen, dat de creatie aanmoedigt tot meer graffiti en geklieder. Want gekken en dwazen schrijven hun naam immers op muren en glazen.

Toch koester ik ook goede herinneringen aan mijn Zaantje. Ik kom graag in het Zaantheater en ik vind de culturele activiteiten van hoog niveau. (Ik mis de literaire salon ‘Mens durf te lezen‘ wel heel erg). Ik vind de in mijn inleiding genoemde diversiteit aan evenementen een goedmaker van alles wat lelijkheid is. De schoonheid van de Zaanstreek zit blijkbaar van binnen en niet van buiten. Het programma ‘Binnenste buiten’ van gisteravond gaf me daarvan volledig gelijk, met een unieke blik in het Honig- Breethuis.