De Tweede Wereldoorlog ligt 70 jaar achter ons. De Zaanse dichterskring, aangevuld met andere Zaanse schrijvers, liet zich inspireren door de verhalen achter de 28 Zaanse Oorlogsmonumenten. Zij bundelden de gedichten onder de naam:
Voor Monumenten Spreken. Poëzie bij de 28 Zaanse oorlogsmonumenten
‘Om niet blind te zijn voor de toekomst.’
Tot 5 mei zullen wij elke dag twee gedichten plaatsten.
HET RECHT, DE HOND, DE TERRORISTE
Onverstoorbaar in steen, toch uiterst fragiel
Alsof gebukt onder een ieder die ooit viel
De ogen geslagen, naar binnen gekeerd
De trekken wrang van weer een les geleerd.
De schouders gehangen, handen gebonden
Rond haar enkels likt een hond haar wonden
Nee, die zie je niet, het scharminkel verdwenen
Met de staart in eeuwige kramp tussen de benen.
Jankend, een iel, onhoorbaar geluid
Als een conducteur die de trein dicht fluit
Hoger nog, het gekrijs van engelen
Die naar het laatste stukje rechtvaardigheid hengelen.
Ook al is haar tijd bepaald, het valt niet te vermijden
Het besef, zoals zij hier staat; zij is van alle tijden
Alleen hier verdicht, in pijnlijk bewustzijn
Het is altijd onrecht als een mens niet vrij kan zijn.
Zij oordeelt niet langer, ze heeft teveel gezien
Een strohalm liefde, een onsje moed misschien
Een schor en dof gezongen hemelenkoor
Dat hier op aarde al haar kracht verloor.
Ik zie donkere wolken, de hemel boven haar hoofd
De houding van een vrouw die niet langer gelooft
Zij is altijd de moeder die het sterven voelt
Altijd de geliefde, door eenzaamheid bekoeld.
Haar borsten droog, billen gespannen
Moedeloos zuchtend onder al die verheven plannen
Of mensen nou dromen van duizend rijken
Of dat ze breken bij de stank van lijken.
Toch was zij eens, in andere ogen, een terroriste
Toen geratel van wapens de herinnering wiste
Aan vrede en zoiets vaags als verdraagzaamheid
Geloofde zij in doodsverachting en heimelijke strijd.
Verborg de wapens, dicht tegen haar koude lijf
Het heldere staal, een aanraking die beklijft
Zij schaamt zich nu, niet dat zij zo kon leven
Nee, ze gaat gebukt omdat de strijd is opgegeven.
Ze wil ze niet zien, de rijen voor de treinen
Of schuifelend naar wagens op parkeerterreinen
De hongerige ogen op jacht naar nieuwe dingen
En niemand hoort haar dit ijle lied nog zingen.
Een lied, hoog en iel als van de dode hond
Even schor en gebroken als de engelenbond
Ze zingt, maar je hoort alleen als je het wil
Haar toon is zuiver, het contrast is schril.
Ze zingt dat eens alle mensen broeders zijn
Niet langer gebukt onder oordeel, schone schijn
Dat elk leven het respect dat het verdient zal krijgen
En dat elk wapen, elk scherp woord zal zwijgen.
Dan staat daar een mens, een vrouw, opnieuw geboren
Een nieuwe lente, een nieuw ochtendgloren
Dus zeg niet dat ze gebroken is of beschroomd
Haar ogen zijn niet blind. Nee, ze droomt…
gedicht bij monument Vrouw Justitia, Wormerveer
door Jacob Passander