Slecht nieuws voor de nozems en hippies van weleer die al tientallen jaren hun Puch of Tomos uit de sixties koesteren: ze worden binnenkort geweerd uit de steden, te beginnen met Amsterdam.
Martin Rep deelt met De Orkaan zijn “dierbare herinneringen aan zijn stinkende en rokende eerste liefde.”
De Puch Skyrider
Vijfeneenhalve liter ging er in het tankje van mijn Puch, een soort ei dat op het frame was bevestigd en zich tussen je dijbenen bevond. Veel was dat niet, maar als je het had volgetankt voor zo’n drie gulden, kon je er toch 150 tot 180 kilometer ver mee komen.
Boven op de tank zat een met een draaidop af te sluiten vakje. Er hoorden een bougiesleutel in en een schroevendraaier. Het scheen dat sommige jongens er een pakje condooms in bewaarden voor het geval ze het meisje van hun dromen naar huis mochten brengen en een romantisch intermezzo mogelijk was.
Voor je brommer moest je mengsmering tanken. Gewone autobenzine zou funest zijn voor het motorblokje van mijn Puch, dus aan de benzine werd 5 procent motorolie toegevoegd. De kleinere benzinestations, vooral garagebedrijven of bromfietszaken, hadden een eigen pomp voor brommers. Daar moest je van tevoren het aantal liters opgeven en ook het percentage olie. Je ‘sap’ werd omhoog gepompt via een kijkglaspeil, een cilinder met maatstreepjes. Daarna kon je aftanken. Ondertussen stak je een sigaret op, want iedereen rookte nog in die tijd en rijden met een brommer en een sigaret in de mond was reuze stoer.
In het buitenland was je brommer voltanken wat ingewikkelder; ik ben met de Puch een paar naar België geweest en zelfs een keer naar Frankrijk. Je wist niet altijd welke olie en welke kwaliteit moest worden bijgemengd, zoals thuis in Holland Shell met Shellina en Esso met Esso-Mix altijd vast stond. ‘Eén op twintig’, zeiden we in Nederland meestal achteloos als je een pompbediende trof. Er deden verhalen de ronde van jongens die in België daardoor 20 procent olie aan hun persoonlijke mengsmering toevoegden – dat moet nogal een rokerige bedoening zijn geworden met waarschijnlijk grote gevolgen voor het motorblok.
Dit alles is nu voltooid verleden tijd. Ik heb mijn Puch Skyrider slechts een paar jaar in gebruik gehad. Het was eigenlijk een waardeloos ding – excusez – waar altijd wel wat aan mankeerde. Maar jongens die technisch beter begaafd waren dan ik, sleutelden door. Sommigen van hen tien, twintig, dertig, soms wel vijftig jaar. Ze koesteren nog steeds hun jongensdroom, die een prominente plek in de garage inneemt, terwijl de Volkswagen Golf buiten in kou en regen moet staan. Op mooie dagen wordt de Puch naar buiten gereden, gestart en daar gaat het – naar de Betuwe die eindelijk weer in bloei staat.
Puchmeisje
Aan het plezier van die volhouders dreigt nu een einde te komen. Brommers, vooral ouderwetse brommers, vervuilen vele malen meer dan auto’s. Dat was in 1966 al het geval met mijn Puch, toen het begrip ‘schone auto’ alleen nog maar betekende dat je ’m op je vrije zaterdag lekker had gepoetst. Nu, vijftig jaar later, is die vergelijking alleen nog maar kanslozer geworden. Daarom worden die oude brommers binnenkort aan banden gelegd. Amsterdam is een van de eerste gemeenten in Nederland die aan de stadsgrens de ooit zo hippe Puch en Tomos gaat tegenhouden.
Dagblad De Telegraaf liet afgelopen week de 61-jarige vrouwelijke (!) Puch-rijder Olga Kat aan het woord. Uiterlijk lijkt Olga niet helemaal het hippe Puch-meisje van weleer, het meisje dat haar ogen zwart had omrand met een kohlpotlood, met lang haar en een brutale blik, het liefst zoveel mogelijk op Marianne Faithfull lijkend. Maar dat Puchmeisje nam dan ook alleen plaats achter op de Puch. Olga is zeker zo hip, want zij rijdt, sinds haar zeventiende, zelf Puch; wat heet, ze heeft er ‘een stuk of zes’.
Natuurlijk vindt ze het waardeloos dat ze straks niet meer de stad in mag. Dat het om Amsterdam gaat, is nog tot daar aan toe. Veel erger zou het zijn als de Puchs in Den Haag zouden worden geweerd. Den Haag ligt aan zee en kijkt richting Engeland, met zijn hippe Mods, Beatles, Small Faces en noem maar op. Aan dat alles kon Amsterdam niet tippen. Het boekje De Puch-story van Volkskrant-journalisten Bas van Kleef en Wim de Jong is voor een belangrijk deel gevuld met verhalen van Haagse ‘kikkers’.
Den Haag, dat zich ook graag ‘Beatstad Nummer Eén’ noemde, was in de jaren zestig dan ook de stad bij uitstek waar Puchs rondreden. De keuze voor de Puch was al een statement op zich: je was hip, rebels, je studeerde of zat op school, was in geen geval werkende jongere, je droeg Clarks bordeelsluipers, je had een lange nappa jas. Maar de kleur van je Puch gaf nog meer informatie. Een witte Puch betekende dat je iets met Provo had en dat je je kunstzinnig voelde. (In Den Haag stond een rode of een groene Puch trouwens voor een werkmansbrommer.)
IJ-pont
Dat neemt niet weg dat ik in 1966 en 1967 dagelijks op mijn vervuilende Puch naar Amsterdam reed, naar mijn kantoorbaantje bij Het Parool. Op een van de eerste dagen dat ik de tocht maakte, kreeg ik op de IJ-pont ruzie met een Amsterdammer. De pont was bijna aan de overkant, ik startte de brommer alvast, zodat ik iedereen in het overdekte deel voor voetgangers en fietsers in de rook zette.
De man was een voorloper van de generatie Amsterdammers die nu de oldtimers aan de stadsgrens wil tegenhouden. “Hé Jan, zet dat ding uit”, zei hij nijdig. Ik negeerde hem. Daarna bukte hij zich en trok de kap van de bougie los. Hij reageerde niet op mijn aanmaningen die terug te plaatsen.
’t Spinnewiel
Lopend duwde ik mijn Puch de pont af. Ik had mijn gekoesterde pronkjuweel nog geen week en had geen idee wat de man gedaan had. Gelukkig kwam ik er snel achter dat er niks stuk was. Je kon de bougiekap gewoon terugplaatsen en daarna opnieuw starten.
De Zaanstreek kende geen echte scene voor Puch-rijders. Natuurlijk waren er wel meer jongens die Puch of Tomos reden, maar je was toch een beetje een buitenbeentje. Je zag veel meer Sparta en Kreidlers in arbeidersstad Zaandam, en Puch-rijders hingen ook niet echt samen.
De hipste tenten uit die tijd waren café ’t Spinnewiel aan het einde van de Zuiddijk bij de Burcht, en koffiebar De Schuur van jazz-saxofonist Joop van Enkhuizen. Ik hing ’t vaakst rond in ’t Spinnewiel, waar onze muziek via de jukebox ten gehore werd gebracht en je jongens en meisjes sprak die van dezelfde muziek en films hielden Maar Puchs stonden er niet of nauwelijks voor de deur.
Als ’t Spinnewiel sloot, reden we soms naar het Leidseplein in Amsterdam om nog wat te drinken. Ik deed dat een keer met Zaanlander-collega Ron Couwenhoven achterop. Via Amsterdam-Noord en de IJ-pont richting de grote swingende stad. Onderweg gebaarde een man naar ons. Toen ik stopte, greep hij m’n brommer vast en begon hij onsamenhangende maar beslist dreigend klinkende taal uit te slaan. Het duurde even voor ik me kon lostrekken en op mijn achterwiel wegspoot. Ron moest een flink sprintje trekken voor hij weer achterop kon springen.
Nozems
In de Leidsedwarsstraat wist Ron een studentensociëteit waar het bier goedkoop was. Een besloten club, maar ach, wat maakte het uit. Op de aanwezige corpsballen maakten we indruk met onze Clark schoenen. Ik vertelde maar niet over de witte Puch die beneden op ons stond te wachten en die toch een vreemd object was in Amsterdam.
Binnenkort is dat waarschijnlijk dus opnieuw het geval. ‘Amsterdam weert oudjes’, schrijft De Telegraaf.
‘De berijders van nostalgische brommers als de Puch, Kreidler, Zündapp en Tomos zijn des duivels, omdat de maatregel niet alleen geldt voor het centrum, maar vanaf 1 januari 2018 ook voor landelijk Noord, Zuidoost, de westelijke tuinsteden en havengebied. Voor de hippies en nozems van toen betekent dit dat ze tijdens hun toertochten straks met een grote boog om de hoofdstad moeten rijden.’
Ze laten het zich zomaar aanleunen. In mijn tijd hadden we er wel raad mee geweten. Protesteren! Aksie! Klaas komt!
Met medewerking van Cor van Breukelen van de Puch en Tomos Club voor Hollands Midden. De foto van Olga Kat van de Puch Gallerij. De foto links boven is gemaakt op het Plein in Den Haag in 1966 (Foto Meyer/Haags Gemeentearchief).
===
Martin Rep is medewerker van De Orkaan. Wekelijks publiceert hij een verhaal, meestal met nostalgische inslag, op zijn website www.martinrep.nl.
Zie ook zijn verhalen over Een Warm Welkom, Sigarenmagazijn Rep en Modemagazijn Schuijt (voorheen Zaanlands Lyceum).
Zonder condoom zullen wij actie voeren......zie https://www.youtube.com/watch?v=H6G7hd6eWJU&feature=youtu.be
Mijn vriendje had een Puch, dat maakte hem extra aantrekkelijk, maar idd vaak duwen, daar had ik niet op gerekend ;-)
We leven nu in de moderne tijd en doen het anders. http://www.campusdoc.net/spring-maar-achterop/
Ik voerde sinds 1978 met wisselend succes het bewind over een Solex, waarbij ik mij onder druk van landelijke wetgeving tooide met een gele helm, voorzien van een sticker van het Marlboro Racing Team, die mijn oren pijnlijk plette, vooral op de momenten dat ik werd voorbijgesneld door ongehelmde fietsers die zich niet noemenswaardig leken in te spannen.
Ik begrijp best dat zoiets de hooftad niet meer inkomt.
Maar die prachtige Puchs en Tomossen waar ik kwijlend naar keek als de aandrijfrol weer eens van mijn voorbandje gespat was - wat worden we toch een tuttig en platgeregeld landje.
Zulke dingen zouden landelijk geregeld moeten worden. Het is toch van de zotte dat jij met jouw goed gekeurde spullen ergens niet mag komen terwijl je als je naast de grens van dat gebied met de wind richting de stad onophoudelijk rondjes kan blijven rijden.