Toen ik in Dagblad Zaanstreek las dat de gemeenteraad met het besluit over het Ondernemersfonds Zaanstad het voortbestaan van het Zaans Ondernemers Netwerk in gevaar heeft gebracht, moest ik aan mijn schooltijd denken.

Een onvoldoende voor een proefwerk was uiteraard de schuld van de leraar en de vervelende en onverwachte vragen die hij stelde. Het lag natuurlijk niet aan mijn kennis van de leerstof en de gemakzuchtige voorbereiding.

Opinie door: Jaap de Jong.

De reactie van erevoorzitter Roel Hart van het ZON is typerend voor de wijze waarop de komst van het Ondernemersfonds is voorbereid en de weerstand stelselmatig is gekleineerd. Nu krijgen de tegenstanders alvast de schuld van het eventueel ter ziele gaan van het ZON. Wat wonderlijk dat het voortbestaan van het ZON nu opeens blijkt af te hangen van het Ondernemersfonds. Was het fonds bedoeld om ZON in de lucht te houden?

Dat gebrek aan begrip voor weerstand en twijfel over de  noodzaak van een Ondernemersfonds werd al duidelijk gedemonstreerd tijdens de voorlichtingsbijeenkomst voor ondernemers op 20 juni in de kantine van sportvereniging Hercules. Juichverhalen van andere fondsen kregen alle ruimte. Oppositie werd gebagatelliseerd: een verhuurder van een garage moest zich niet zo druk maken over de tien euro die hij meer moest betalen, de vertegenwoordiger van een modelbouwclub kreeg een aantal suggesties die ze allang deden, een veehouder, die vroeg waarom hij moest meebetalen voor de kerstverlichting, kreeg te horen dat het ook goed was voor zijn boerderijwinkel.

Argumenten die aan de losse pols leken te zijn ontleend.

Slechte voorbereiding
Het patroon was vertrouwd: mensen gaan pas echt nadenken over veranderingen als die concreet zijn en de persoonlijke consequenties voelbaar. Op dat mechanisme moet je voorbereid zijn. Als er één beroepsgroep is die die in het dagelijks werk veel met risico’s te maken heeft en weet hoe je die moet beheersen, dan zijn dat de ondernemers. Van een belangenorganisatie van ondernemers mag je dan toch minstens verwachten dat zij een redelijk beeld heeft van waar de weerstanden en de tegenstand zit? Of onderzoek serieus wat de afbreukrisico’s zijn. Ook bij al die ondernemers die niet zijn aangesloten bij het ZON, maar wel moeten meebetalen. Als je de weerstanden en risico’s in kaart hebt gebracht, weet je precies wat je te doen staat om een goed draagvlak te krijgen voor het fonds.

De handleiding van MKB Nederland voor het oprichten van een ondernemersfonds is duidelijk over de noodzaak van draagvlak:

onder álle betrokkenen: dus georganiseerde ondernemers, kleine en grote bedrijven en instellingen en ook de niet georganiseerde ondernemers. Een draagvlaktraject neemt soms één tot twee jaar in beslag, voordat er een ‘go’ gegeven kan worden. Belangrijk is dat onder álle betrokkenen: dus georganiseerde ondernemers, ‘gevoel’ hebben dat het een fonds is van, voor en door ondernemers en dat de geïnde gelden ook weer terugvloeien naar ondernemers. Door heldere kaders te stellen weten ondernemers waar ze aan meebetalen en dat ze invloed hebben op de inhoud van de discussie’.

Precies daaraan mankeerde het. Het ZON heeft de indruk gewekt te geloven in het wonder dat draagvlak vanzelf ontstaat.

Begripvolle houding
Voor communicatie geldt de wetmatigheid van feelings are facts. Gevoelens en emoties moet je net zo serieus nemen als feitelijke kritiek. Ik vraag me af of de organisatoren zich daarvan bewust zijn geweest als onderdeel van de drie V’s die gelden voor een presentatie die aan de doelstellingen (waren die er eigenlijk wel?) voldoet. Voorbereiden, voorbereiden, voorbereiden.

Les één in de communicatie van (ingrijpende) veranderingen: communiceer vanuit een begripvolle houding. Laat merken dat je luistert. Neem de kritiek ter harte en kom er tenminste op terug. Doe je dat niet of onvoldoende dan krijgen emoties alle ruimte en gaan de feitelijke argumenten (het wat en waarom) overheersen.

In het vervolg van deze voorlichtingsbijeenkomst kregen de reacties op de aanzwellende kritiek, mede onder druk van de besluitvorming, het karakter van paniekreacties. Opeens bleken uitzonderingen mogelijk voor verenigingen en stichtingen. Hoe sterk is dan het argument dat de bijdrage aan het Ondernemersfonds een belastingmaatregel is waarop absoluut geen uitzonderingen mogelijk zijn? Nog belangrijker: hoe overtuigend is je geloofwaardigheid? Als er opeens sprake is van uitzonderingen dan vraag je je af wat de financiële consequenties van die aanpassingen zijn voor de begroting van het Ondernemersfonds, maar die doorrekening is nooit gecommuniceerd.

Ook Folkerts mede-initiatiefnemer Ton Komen is blijkens zijn bijdrage in de laatste ZaanBusiness* geschrokken van de afwijzing: “Hoe heeft het zover kunnen komen?” Komen trekt zelf het boetekleed aan (“achterban niet goed ingeschat”, “regeling zat slecht in elkaar”) maar haalt ook uit naar de gemeenteraad (“die gaat bepalen of ondernemers iets wel of niet mogen”) en naar de tegenstanders van het fonds (“gebrek aan kennis en omgangsvormen kwamen bovendrijven.”)

Het is voor alle betrokkenen heel vervelend als een plan waaraan je twee jaar hard hebt gewerkt de eindstreep niet haalt. Maar ondernemen en iets nieuws beginnen, is risico’s nemen. En die kunnen wel eens anders uitvallen dan je verwacht. Als je ervan overtuigd bent dat een Ondernemersfonds goed is voor het ondernemersklimaat voor Zaanstad dan speel je over een teleurstellend resultaat niet op de man (de gemeenteraad), zoals Roel Hart doet in Dagblad Zaanstreek. Het is goedkoop om de gemeenteraad te verwijten dat die het fonds in de kou heeft laten staan, als je zelf zo optimistisch bent geweest om in zomerkleren te gaan schaatsen.

*Bijdrage Ton Komen Zaanbusiness blz. 16 (klik op de foto voor een groter exemplaar).

zaanbusiness-ton-komen
*bijdrage Ton Komen Zaanbusiness