Op 4 augustus overleed Krommenieër Lou de Graaf (geboren in Assendelft in 1926), een bekende in de Zaanse sportwereld. Hij speelde semi-betaald voetbal bij ZFC (kampioen in 58/59) en reed twee keer de Elfstedentocht.

In 2016 interviewden Nico Koeman en Jaap de Jong hem in zijn flat in de Rosariumhorst voor het boek ‘Militaireweg, Krommenie’ dat zij samen schrijven.

Het boek komt naar verwachting eind van dit jaar uit. Ter nagedachtenis aan Lou de Graaf publiceert De Orkaan alvast een gedeelte van dit hoofdstuk.

“Je moest wel voetballen, want er was niks anders te doen”

De coryfeeën van de jaren vijftig waren Max van Praag, Eddy Christiani, Johnny Meyer op de accordeon, Mieke Telkamp, Annie de Reuver en Maria Zamora. De echte helden waren Kapitein Rob, Kick Wilstra, Sjors en Jimmy, Dick Bos (Boink!) en Rip Kirby met gedoseerd de erotiek van de strapless avondjapon.

Als het om sport ging dan waren op de Militaireweg de vijf broers De Graaf geboren rolmodellen. Stevige, stoere jongens, sportief, blonken in alles uit. Schaatsen, voetballen, wielrennen, hard lopen en op z’n tijd een potje knokken.

Elfstedentocht

Toen hij die dinsdag thuiskwam van zijn werk had hij haast. Hij moest en zou de bus naar Alkmaar halen. En hij moest zijn schaatsspullen nog bij elkaar zoeken, en niet te vergeten iets te eten. Maar wat had je onderweg nodig en hoe kon hij dat het beste meenemen? Zijn moeder begreep er helemaal niets van. Vanwaar die kippendrift? Dat hoor je wel, zei hij ongeduldig, maar waar is nou het tasje dat ik altijd gebruik met wielrennen? Gelukkig, hij haalde de bus naar Alkmaar en stapte daar over op de bus naar Leeuwarden. Lou de Graaf was nog net op tijd bij de inschrijfbalie om zich als wedstrijdrijder aan te melden voor de tiende Elfstedentocht die op 3 februari 1954 werd gereden.

Waar hij een paar uur kon slapen voordat hij zich in alle vroegte moest melden voor de start, daar had Lou in zijn haast niet eens over nagedacht. Hij was helemaal gericht op het zo snel mogelijk in Leeuwarden zien te komen. Gelukkig stonden er nog mensen bij de balie die de deelnemers een slaapplaats konden bieden. De vooruitzichten stemden niet vrolijk: het was de afgelopen dagen bitterkoud in Nederland. Min tien en een stormachtige oostenwind. De organisatie hield zelfs rekening met windkracht 5 en had de zondagsrijders ernstig afgeraden om mee te doen. Lou nam al die onheilstijdingen voor kennisgeving aan. Er telde maar één ding: zijn eerste Elfstedentocht uitrijden. De finish halen. Hoe dan ook. Was hij goed voorbereid? Had hij intensief getraind?

Luiermand

Lou de Graaf was een wedstrijdrijder die aan zoveel mogelijk kortebaanwedstrijden meedeed. Omdat hij gek op schaatsen was, maar ook om een centje bij te verdienen. Een overwinning in Krommeniedijk leverde hem zestig gulden op. Meer dan een arbeider in de jaren vijftig in een hele week verdiende. Die winst kwam goed van pas, want er was een baby op komst en nu kon zijn vrouw de luiermand tenminste aanvullen. De mogelijkheden om zich voor te bereiden op de Elfstedentocht waren beperkt: het moest vriezen en er moest ijs op de sloten liggen. Door zijn werk – balensjouwer bij De Toekomst in Wormerveer – en drie voetbaltrainingen per week had hij wel een goede conditie. Hij was in ieder geval beresterk. Maar…

“Ik had geen idee waaraan ik begon. Ik heb het gehaald op een kapotte schaats. Ik eindige als 32e. Dankzij mijn wilskracht. Door te blijven schaatsen. Door de wil om het niet op te geven. Nee, opgeven is geen moment in mij opgekomen. Dat was ondenkbaar,”

Pakhuis De Toekomst, foto Gemeentearchief.

Om zes uur in de ochtend viel het lint en holden de wedstrijdrijders in het pikkedonker naar de start. Daar moesten ze hun schaatsen aantrekken en dan het ijs op. De weersomstandigheden waren onverwacht gunstig. De wind was gaan liggen en de temperatuur schommelde rond de vijf graden. “Dat viel mee, maar het begin was een ramp,” herinnert Lou de Graaf zich.

“Het Harinxmakanaal lag vol met schotsen. Ik denk dat ik een keer of tien gestruikeld ben. Je probeert te rijden en in je ritme te komen en tegelijk moet je opletten en kijken of je kunt aansluiten bij een groep. Je gaat maar achter de mensen aan, want hoe je rijden moet, dat wist ik niet. Toen we het Harinxmakanaal gehad hadden, ging het een stuk beter. Toen kon ik gewoon doorrauzen en zat ik gelukkig in een groepje.”

Studentenhaver

Op het Slotermeer had hij de pech dat het bandje van zijn tas brak. Hij realiseerde zich later dat daar zijn eten in zat, de zak studentenhaver en de fles met de geklutste eieren. Nee, hij zag het niet zitten om de tocht zonder eten uit te rijden en hij besloot terug te gaan om de tas te zoeken. En hij vond hem en hij ging weer verder. Om uiteindelijk toch binnen de limiet de finish te halen. En als 32ste zijn eerste Elfstedenkruisje te verdienen.

In 1956 zou hij als 107e over de finish gaan als laatste wedstrijdrijder die het Elfstedenkruisje haalde. Hij was met een achterstand van 1 uur 58 minuten net binnen de twee uur na de winnaar binnen. In 1954 werd Jeen van den Berg eerste. Het was de eerste Elfstedentocht die als een nationaal evenement werd gereden.

“Elfstedentochtkoorts bestond toen gelukkig niet,” zegt Lou de Graaf op een toon die verraadt hoe onzinnig hij dat fenomeen vindt.

“Ik hoorde dinsdag dat hij gereden zou worden en toen dacht ik: dan moet ik de bus naar Alkmaar zien te halen.”

Vlusch

Lou de Graaf – in 1926 in Assendelft geboren – heeft met zijn vijf broers maar kort aan de Militaireweg gewoond. Hij was de oudste, werkte in de bouw en als balensjouwer (“Ik heb altijd zwaar werk gedaan”) en trouwde toen hij daar net woonde. In 1956 verhuisde hij naar een huisje aan de Vlusch. Toch komt zijn naam en die van zijn broers regelmatig voor in de verhalen die mensen vertellen over de Militaireweg. Het waren allemaal sportieve jongens. Ze waren in de achtertuin vaak in de weer met gewichten. “Nee, ik niet. Ik had dat allemaal niet nodig door mijn werk.”

Nu zouden we zeggen dat schaatsen zijn passie was, maar hij kon die alleen uitleven als de natuur voor ijs had gezorgd. “Toen we aan de Vlusch woonden, liep hij in de winter steeds naar de sloot aan de overkant om te controleren of het ijs hield,” herinnert zijn vrouw Clum zich nog. “Iedereen op de Vlusch wist het: als De Graaf schaatst dan was het veilig.”

Abe Lenstra

Een andere passie van Lou was voetballen. Hij was goed. Hij speelde in het eerste van ZFC en had zelfs een keer een uitnodiging gekregen om mee te trainen met het Bondselftal. Om te ervaren of hij daarin op zijn plaats zou zijn. “Het is bij die ene keer gebleven,” zegt Lou de Graaf en dat speet hem niet.

“Er was onder de spelers veel haat en nijd. Dat was ik niet gewend. Bij ZFC hadden we altijd een homogene ploeg. Er zaten in het Bondselftal twee broers die de bal maar naar elkaar toe bleven spelen. Ik kwam er bijna niet aan te pas. Het was wel een hele eer dat ik naast Abe Lenstra stond. Dat was in die tijd een topspeler. Nee, dat maakte me niet zenuwachtig. Ik speelde zoals ik altijd speelde. Ik heb mijn best gedaan. Ik had wel heel sterk het gevoel dat ik me nu waar moest maken. Ik vond het een leuke ervaring. Van Abe Lenstra heb ik niets kunnen leren. Ik weet niet eens of hij mij wel opgemerkt heeft.”

Lou is met voetballen begonnen in Assendelft en via GVO en KVV semiprof geworden bij ZFC. Hij omschrijft zichzelf als een stevige linksbuiten, maar geen speler die uitdeelt. “Dat had ik niet nodig. Ik was sterk in het geven van afgemeten voorzetten.”

Semiprof

Het waren prachtige jaren die veel mooie herinneringen hebben opgeleverd. In de woonkamer hangt een fijne tekening van het Papenpad in Zaandam die gemaakt is door de Zaanse kunstenaar Remmert Ouwejan. Hij schrijft onder de tekening dat het een blijk van waardering is voor ‘het genot dat zijn sublieme voetbalspel gaf’.

ZFC werd kampioen van de Tweede Divisie A in het seizoen 1958-’59. V.l.n.r. staand: Jan Plekker, Jan Smit, Wim van het Kaar, Dick Kui­jper, Meg de Jongh en Hans Claassen; onderste rij: Ber Cornelisse, Cor Kat, Lou de Graaf, Theo de Groot en Rudi Michel. (foto uit ‘Hoe ik de dominee trotseerde en zondag naar ZFC ging kijken‘ van Martin Rep – de foto is ook op de site van Hellas te vinden)

Vanwaar die passie voor het voetballen? “Je moest wel voetallen, want er was niks anders te doen,” is zijn laconieke reactie.

Als semiprof beurde Lou in ieder geval vijf gulden voor een training. Zeven vijftig bij een gelijk spel en wel vijfentwintig gulden bij winst

“Af en toe liep er wel een supporter langs je en duwde je een tientje in je handen. Dat was welkom. We hadden het niet slecht thuis, maar met zes kinderen is een tientje mooi meegenomen.”

“Dat geld was lang niet altijd makkelijk verdiend,” vertelt Clum.

“Lou was een keer doodziek. Hij verzuimde nooit. Hij vond het zijn eer te na om zich te laten vervangen. Maar toen kon hij echt niet. Maar het bestuur had daar geen boodschap aan. Vrijdagavond kregen we een bestuurslid aan de deur die Lou kwam halen. Hij had geen boodschap aan onze bezwaren en wilde niet horen dat Lou doodziek was. Hij haalde Lou gewoon weg uit het gezin en stopte hem in een warm en koud bad om hem te genezen. Ze konden Lou niet missen. Ik vond dat geen compliment, maar een schande.”

KLTV

Lou neemt door zijn leeftijd niet meer zo actief deel aan allerlei sociale activiteiten. Maar hij gaat nog wel trouw naar de jaarlijkse reünie van ZFC. Hij heeft genoeg meegemaakt om daar nog jarenlang herinneringen te kunnen ophalen. Hij merkt nog steeds dat hij als voetballer populair was. “Mensen spreken me daar nog steeds op aan. Ik vind dat wel interessant.”

Als je naar het geheim zoekt van het voetbalspel van Lou de Graaf dan is dat eigenlijk heel voor de handliggend: een goed balgevoel en de onwrikbare overtuiging dat je speelt om te winnen.

“Ik ben later gaan tennissen bij KLTV in Krommenie. Jan van Lieshout nam mij mee om de eerste tennisles te geven. Ik had nog nooit een racket vastgehouden, maar ik won toch van hem.”

Foto: Nico Koeman