Elke familie heeft zo z’n eigen uitdrukkingen en gezegden, zo ook de familie van onze medewerker Martin Rep. Daar noemen ze het Reppiaans. Een onderafdeling van het Zaans dus.

Vorig jaar lanceerde Rep het Reppiaans Woordenboek, met termen en uitdrukkingen van zijn vader Tinus Rep (links een “Kasie” volgens Tinus). Het stuk zou uitgroeien tot het meest gelezen artikel op zijn website.

Nu, een jaar later, een aanvulling daarop, waarin ook uitdrukkingen van andere leden van de familie Rep zijn opgenomen.

De met een asterix * gemerkte lemma’s zijn nieuw, die stonden nog niet in de versie die op de website van Martin Rep te vinden is.

Het Reppiaans Woordenboek

Affie! Heel nette uitroep van afkeuring, sterke klemtoon op de laatste lettergreep. Iemand die iets stouts had gedaan: “Affie!” Wellicht verwant aan termen als foei, enfin of fi donc?

Amper. Woord dat volgens Tinus (onder) niet bestond. Zie ook trappie. Vgl ge-eten.

tinusrep1

Aussig* zie oussig

Bollig*. Naast de bestaande betekenissen betekent dit woord in het Reppiaans ‘niet vers’. “De koekjes uit die trommel zijn niet lekker meer, ze smaken bollig.” De associatie met oudbollig ligt voor de hand. Een persoon kan ook wel bollig zijn: “Ze droeg echt van die bollige kleren uit het jaar nul.” Het woord kwam in het Reppiaans via de familie Mantel, de familie van mijn echtgenote.

Borstig*. Hoesterig. Het begin van een verkoudheid. Als de adem van de aangesprokene er wat piepend uitkomt of als deze hoest: “Wat benne je borstig!”

Dankbaar. Vrome kwalificatie van Tinus, een van de meest positieve die hij kon geven: “Dankbaar jongen.” Tinus’ lievelingsgezang was niet voor niets ‘k Wil U, o God, mijn dank betalen.’

Draad. Zie verwegen.

Draadje. Draadomroep, Radiodistributie. Zie: nieuwsberichten

Bioschoop. hypercorrectie voor bioscoop. Veel Zaankanters spreken de sch-klank uit als sk: skuit, beskuit Wie ‘netjes’ wilde praten, corrigeerde dat. Tinus behoorde tot de grote groep aan de Zaan die deze hypercorrectie ook toepaste in een woord als bioscoop, waar de sk-klank wel vereist is. Tinus kwam, zeker reppiaans-billengezien zijn gereformeerde achtergrond, relatief vaak in de bioschoop. Als nieuwe kleren werden gekocht bij C&A of Lampe in Amsterdam, werd aansluitend vaak een film bekeken in de Cineac of een andere bioschoop.

Bips. Achterwerk. Termen als ‘kont’ of sterker werden nimmer gebruikt. Zie ook bolie, staartje.

Bolie. Poep. “Moet je een bolie drukken?” Zie ook staartje.

Borst. Zielig persoon, die meewarigheid oproept. “Kijk nou ’ns, die arme borst.”

Cnavia*. Cavia, ook wel Guinees biggetje. Ik ben zelf de Urheber van dit woord, een samentrekking van de naam van de soort, cavia, met de naam van de orde, knaagdieren. Zelf heb ik nooit een ~ gehad; ik had in mijn vlegeljaren wel enkele goudhamsters die mij ’s nachts uit de slaap hielden door in een molentje rond te rennen, uit te breken en op voedseljacht te gaan in de winkel van mijn vader. Voor de kinderen hebben wij naderhand wel een paar cnavia’s gekocht. De dieren zijn evenmin een aanrader: ze zijn angstig en hebben korte pootjes zodat zij de val van een tafel niet licht overleven.

Dampig*. zie heiig

Directrice* (van een bejaardenhuis) iemand die zich erg bazig gedraagt. “Ze komt daar binnenstappen alsof ze de directrice is.” Ook kleine meisjes kunnen een ~ zijn: “De directrice weet al precies waar de koekjestrommel staat.” Bij het gebruik i.v.m. een kind kan de uitdrukking een positieve lading hebben. Uitdrukking uit de familie Mantel afkomstig. Zie ook: oud bestel.

Drukken. poepen: een bolie drukken. Zie ook staartje.

Engelse sleutel. Bahco. Met een echte Engelse sleutel had dit Reppiaanse woord niets te maken. Tinus, zelf geen ambachtsman, mocht graag vaktermen van de timmerman gebruiken, maar aangezien het hem aan echte vakkennis ontbrak, had hij er een aantal zelf verzonnen die in de loop der jaren geaccepteerde woorden werden. Zie ook konetang

reppiaans-boerenkoolEtig. Zeer voedzaam, zwaar op de maag liggend. Voedsel dat je niet makkelijk naar binnenschoof, was etig. Kenmerk van etig is dat je er tijdens het eten zeer vol van raakt en dus eigenlijk minder van eet dan je zou willen.

Figuleren. [ergens op] speculeren. “Hij figuleert er natuurlijk op dat ie met jou kan meerijden.” Vaak – maar niet altijd – in wat ongunstige context: ergens van, van iemand profiteren. Zie ook: uitlachen.

Fots, fotsie. Peuk, meestal van een sigaret. “Even m’n fots pakken.” Tinus draaide sigaretten van zware Van Nelle-shag, meestal met Mascotte-vloe. De sigaretten die hij draaide, liepen taps toe. Het uiteinde dat in brand werd gestoken, was erg los. Als het werd aangestoken, vlogen de brandende stukjes vloe door de lucht; Tinus sloeg er met de hand naar. Het deel dat op de lip ging, was erg dun en werd tijdens het roken tamelijk vochtig. Later gebruikte Tinus apparaatjes om sigaretten mee te rollen, zodat hij altijd een voorraadje bij de hand had. Tot op zijn sterfbed heeft hij gerookt. Tinus hield een fots meestal in de holte van zijn hand.

reppiaans-peukEen fots was meestal niet van toepassing op een sigaar. Een sigarepeuk werd altijd zorgvuldig bewaard. De sigaar die op zondagochtend voor de wandeling naar de Zuiderkerk werd opgestoken en bij de aanvang der dienst pas halverwege was, werd in de voeg van een kozijn in de garderobe gelegd. Na de dienst stak Tinus hem weer aan. Tot zijn favoriete sigaren behoorde Ritmeester Riant (à 22 cent).

Ge-eten. Gegeten. Tinus’ redenering was duidelijk: het werkwoord is ‘eten’ en niet ‘geten’ , dus als er ge- voor kwam, werd het geëten. “Heb je al geëten, knecht?”

Hartstikke. Grof woord dat niet gebruikt diende te worden. ‘Heel erg’ had de voorkeur van Tinus.

Heiig*. Lichte mist, die het moeilijk maakt in de verte te kijken. Heiig kan wel uitlopen in echte mist: “Het begint al puur heiig te worre.” Met Zaans gevoel voor understatement betekent dit dat je geen hand voor ogen meer ziet. Ook: dampig.

Holligheid*. trek, honger. Deze term is waarschijnlijk in de familie gekomen dankzij Tinus’ schoondochter Ria van der Hoeden, getrouwd met mijn broer Jelte. “Hebbe je holligheid, knecht? Je lijke wel te rammelen.” Van honger mochten wij trouwens niet spreken van Tinus: alleen zij die de hongerwinter hadden meegemaakt, zoals hij, wisten wat honger was. Wij hadden trek.

Honger*. Ongepaste term voor trek. Zie: holligheid

Hufterig*. Rillerig, koud. “Jongen, wat sta je te rillen.” “Ja, ik voel me ook een beetje hufterig.” Waarna de aangesprokene nog eens diep in zijn duffelse kraag duikt en de handen in de zakken steekt. Hufterigheid kan het begin zijn van een paar dagen het ziekbed houden.

Jo. Aanspreektitel van Aukje Rozema, Tinus’ schoonmoeder: ‘Is het niet waar, jo?’ Aukje (Opoe Rozema) zelf gebruikte ‘jo’ in plaats van het persoonlijk voornaamwoord jij. Via opoes pseudo-Fries in het Reppiaans terechtgekomen.

Kasie. 1) zn: bolhoed. Tinus zou er ooit een hebben bezeten en gaf vaak hoog op van de deftigheid van dit kledingstuk, dat zich op dat vlak kon meten met het pinkelhoutje en het blauwe pak.

bolhoed

Kasie. 2) bn: prima, oké. “Dat is kasie,jongen”: dat is kat-in- ’t-bakkie, dat heb je goed voor mekaar. Des te opmerkelijker daar Tinus absoluut geen kaas lustte en zelfs beweerde van de lucht al onpasselijk te worden.

Klaf*. Klam. Vochtige kleding kan klaf aanvoelen, maar benauwd weer kan ook klaffig zijn. Waarschijnlijk een samentrekking van klef en klam. Het woord stamt vermoedelijk uit de schoonfamilie van mijn broer Jelte, de Zaanse familie Van der Hoeden. “De was voelt nog klaf aan.”

Klaver*. Pp de ~ weer gezond. “Vorige week ging het helemaal niet goed met haar, maar ze is nu al weer aardig op de klaver.” Uitdrukking afkomstig uit de familie Mantel.

Knecht, knechie. Goedmoedige familiaire aanspreektitel voor iemand die in de hiërarchie onder Tinus stond. “Geef die hamer eens, knecht.” Knechie werd vooral liefkozend gebruikt, voor kinderen maar ook voor bijvoorbeeld huisdieren.

Photography by NerocVGM

Konetang. Waterpomptang. Zie ook Engelse sleutel.

Krikkie neer. Na het middageten ging mijn vader graag even een krikkie neer: een kort middagtukje doen. Des zondags, als de winkel gesloten was, liep hij dan naar boven, waar de slaapkamer was, onder het motto ‘effe de dakpannen tellen’. In de familie Mantel (van mijn echtgenote) was dan sprake van ‘even de ogen verschieten’. In het hedendaags modern taalgebruik spreekt men liever van een powernap of een siesta. Het komt allemaal op hetzelfde neer.

Krokkelsneeuw*. Heel dunne sneeuw, nauwelijks waarneembaar. Lange tijd dacht ik dat het bargoens was uit de familie van mijn echtgenote Dicky Mantel, maar op het internet is het woord toch wel te vinden. Ze stamt uit het West-Fries. “Sneeuwt het?” “Nauwelijks, het krokkelt alleen maar een beetje.” “Nou, het krokkelt wel puur hoor, het blijft al leggen.”

Lamstraal. Het meest vergaande, en eigenlijk ook het enige, scheldwoord dat zowel Tinus als Meintje, mijn moeder, gebruikte. (Een enkele maal werden termen als kreng of klier gebezigd.) Zie ook schoftig.

Morrie. Goedmoedige begroeting, afgeleid van ‘goedemorgen’. Het woord werd alleen familiair gebruikt; tegenover een winkelklant zou het niet passend zijn geweest.

Nee verkopen. Als een artikel niet voorradig was doordat het was uitverkocht of nooit in het assortiment had gezeten, dreigde Sigarenmagazijn Rep nee te moeten verkopen. Dat was het stomste wat een middenstander kon doen. De grote angst was dat de klant dan naar een concurrent liep en dáár klant zou worden. Er werd dan ook nóóit nee verkocht. Een artikel was altijd ‘even uitverkocht’ of ‘even niet voorradig ‘, de klant werd geadviseerd diezelfde middag of uiterlijk morgen terug te komen. In de tussentijd zorgde Tinus dat hij het had, desnoods door het zelf bij de concurrent te kopen.

reppiaans-meidoornstraat2

Nieuwe Buurt. Net gedeelte van de Meidoornstraat ten oosten van de Wibautstraat. Toen de familie Rep zich vestigde aan de Meidoornstraat, deed de buurt de naam ‘De Uithoek’ alle eer aan. Afgezien van de P.J. Troelstralaan (Weerpad) was het blokje huizen waar Sigarenmagazijn Rep was gevestigd, zo’n beetje het uiterste puntje van Zaandam. De huizen ‘voorbij de Wibautstraat’ werden pas later gebouwd. Gezien de groeiplannen voor dit deel van de stad een verstandige plek voor een sigarenzaak. De ‘Nieuwe Buurt’ – Meidoornstraat, Dennestraat, Cederstraat – bestond uit grijze huizen, waarin op het cement in de voorgevels moderne voorstellingen waren gemaakt van kippen en andere dieren.

reppiaans-schakelaarNieuwsberichten. Het ANP-nieuws. Vooral het nieuws van één uur werd altijd nauwgezet beluisterd, voor zover de middagpauze niet onderbroken werd door winkelklanten. Toen het aansluitende Katholiek Nieuws nog werd uitgezonden, volgde Tinus ook die berichten. Voor de ontvangst was het gezin Rep aangesloten op de Radiodistributie, de Draadomroep oftewel het draadje.

Er werd tussen de middag warm gegeten aan de Meidoornstraat, ‘op één bil’, omdat elk moment klanten konden binnenkomen. De winkel een halfuur sluiten was onbespreekbaar; de gedachte is waarschijnlijk zelfs nooit opgekomen.

Nozelig*. Onnozel. Woord uit de familie Mantel. “Hij stond een beetje nozelig te kijken.” “Doe niet zo nozelig.”

Ondankbaar. Wie zijn eten liet staan of iets niet waardeerde, kon rekenen op Tinus’ afkeurende kwalificatie ondankbaar. Een goed christenmens was altijd dankbaar voor alles wat hij of zij kreeg: het dagelijks brood, de goede opleiding. Zie ook dankbaar.

Ort. Onvolwassen iemand, vaak in neerbuigende zin gebruikt. Als Martin zijn eten niet lust of niet dankbaar is, is hij een verwende ort. Waarschijnlijk afgeleid van erwt, erwtje: onbeduidend voorwerp, dat nog veel moet groeien.

Oud bestel*. Eigenwijs meisje dat alles beter weet of denkt te kunnen regelen dan de volwassenen. De uitdrukking wordt vaak met nauwelijks verholen bewondering gebruikt. Over een kleinkind van vijf jaar: “Dat oud bestel kwam binnenlopen en wilde meteen een andere foto op mijn iPad zetten.” Zie ook directrice.

Oussig* (aussig?). Product dat muf smaakt doordat de houdbaarheidsdatum verstreken is. Tinus, een vreemd gezicht trekkend: “Die pindassies smaken een beetje oussig.” Maar weggooien vond hij zonder (zie: honger), dus at hij het schaaltje meestal alsnog leeg.

Pindassies*. Tinus gebruikte dit woord graag in plaats van pinda’s. Zie ook: oussig.

Pinkelhoutje. Strikje. Tinus vond het een erg net kledingstuk, maar droeg er niettemin zelf vrijwel nooit een; hij gebruikte stropdassen.

Pofklanten. Klanten die pas tegen hel einde van de week afrekenen. Tinus hield hel poffen nauwgezet bij in oude lange, smalle kasboeken. Poffen was zwak. In het algemeen liepen de schulden van zijn debiteuren niet tot grote hoogte op, toch was altijd voorzichtigheid geboden. Zie ook betalen; strop.

Postagentschap Meidoornstraat
Bron: gemeentearchief Zaanstad

Postkantoor! Uitroep dat er klanten stonden te wachten om te worden geholpen voor het postagentschap. Het Postagentschap Meidoornstraat (met eigen poststempel) werd aangetrokken in de hoop dat daardoor zo veel mogelijk klanten de gang naar Sigarenmagazijn Rep zouden weten te vinden. Voor die tijd verkocht Tinus ook postzegels, maar daar werd een cent op de officiële prijs gedaan. Zie ook winkelbel!

Provincialeweg. Wibautstraat. Waarschijnlijk wegens de verbindingsfunctie met de rest van Zaandam, vergelijkbaar met die van de Provincialeweg in Koog waar Tinus vlakbij had gewoond, bleef hij deze straat lange tijd zo noemen.

Psalmpie. “Even een psalmpie lezen.” Aan tafel werd weinig gericht in de Bijbel gelezen. Door de week was er vaak geen tijd voor (winkelbel! Postkantoor!), zodat de lezing uit de Schrift vaak achterwege bleef en ten slotte alleen op zondag nog plaatsvond. Thematisch werd ook niet gelezen. Een psalmpie was altijd makkelijk. Ter gelegenheid van iemands verjaardag werd altijd de bijbehorende psalm gelezen, ook al was deze inhoudelijk in het geheel niet van toepassing. “Hoe oud ben je geworden? Vijftien? Psalm 15.”

Reppen-kwaal*. Bepaalde ziektes werden, vooral door de oudere garde, en meestal ten onrechte, gerekend tot genetisch bepaalde ziektes van de familie Rep. Hardhorendheid en hernia worden tot de ‘Reppen-kwalen’ gerekend, met name door mijn oude neef Kees Stoorvogel, die zelf een hernia-operatie achter de rug had en over twee gehoordapparaten beschikte, zonder dat dit de conversatie vergemakkelijkte.

rolaRola. De stoepgoot “Je moet knikkeren in de rola.” De herkomst van het woord is niet duidelijk.

Schoftig. Het laagste gedrag dat iemand kon vertonen; equivalent van: daar zijn eigenlijk geen woorden voor. Klanten die niet op tijd afrekenden of onbeleefd waren: schoftig.

Snotjongen. Onvolwassen iemand die zich bemoeit met zaken die hem niet aangaan. Vgl. ook ort. Brutaal gedrag kon worden beschouwd als gedrag van een snotjongen.

Snotverdorie. Basterdvloek die Tinus – en Meintje – zich permitteerden. ‘Snotverdomme’ daarentegen ging veel te ver, waarschijnlijk vanwege de lading van ‘verdomme’, dat immers een vloek van verdoemenis in zich houdt.

Staartje. Mannelijk geslachtsdeel. Woorden als ‘pik’ en ‘piemel’ waren absoluut niet bekend in het Reppiaans. Voor het vrouwelijk geslachtsdeel bestond überhaupt geen woord, het was volslagen onbekend. Zie ook: bolie, bips.

Stikken. “Ik mag stikken als ik het weet.” Tinus’ geheugen liet hem nogal eens in de steek, vooral op latere leeftijd. Het wroeten in het verleden beviel hem sowieso niet erg.

Stoken voor de buren. Raam of deur open laten staan terwijl de kachel brandt. Tinus was extreem zuinig met energie. Het liefst gebruikte hij de wc met de deur op een kier, zodat het licht niet aan hoefde.

Strop. Fatale gebeurtenissen in de bedrijfsvoering. Tinus had nogal eens een strop, bv. door verkeerde inkopen: “Een reuzenstrop, jongen.”

Tegenbekken. zie warsig.

Trappie. Tinus weigerde te geloven dat het correcte woord ’trappetje’ zou kunnen zijn.

zilveren gulden1Uitlachen. [Iemand] laten zien wat je in je mars hebt. “Laat ze maar zeggen wat ze willen, als je je diploma hebt, lach je ze allemaal uit.” In samenhang met figuleren: “Hij figuleert erop dat je dat voor niks doet en dan lacht ie je naderhand uit.”

Vaste gulden. Voor de sigarettenautomaten waren zilveren guldens nodig. Veel klanten belden na sluitingstijd aan om vier kwartjes te wisselen, of (tot 1957) een vies bruin papiertje: een papieren gulden. Aan verkopen na sluitingstijd had Tinus een hekel, maar geld wisselen kon moeilijk geweigerd worden. Er waren ook vaste (zilveren) rijksdaalders als tegenhanger van de papieren rijksdaalders.

Verwegen. Contaminatie van bewegen en verroeren. ‘Hij verwoog geen draad.’ Ook in de uitdrukking: “Hij verwikte of verwoog niet.”

Verwend. Slechte eigenschap van iemand, een van de meest onsympathieke die de betrokkene kon hebben. Zie: ort.

matrozenvloeVloe. Sigarettenvloei. “Moet u nog vloe?” Het vloe, dat een dubbeltje kostte, werd tussen de flap van het geplastificeerde pakje shag gestoken. Shag in de automaat werd ook altijd mèt vloe verkocht. Tinus prefereerde zelf Mascottevloe, maar ook wel Matrozenvloe of Rizla Rijstevloe.

Warsig. Negatief gedrag. “Doe toch niet altijd zo warsig.” Wie het waagde Tinus tegen te spreken (’tegenbekken’) was warsig.

Weerpad. P.J. Troelstralaan. Tinus bleef nog lange tijd hardnekkig de oude benaming gebruiken van deze verbindingsweg tussen Zaandam en Oostzaan. Zie ook Provincialeweg.

Westzaner diaken. (Uit het woordgebruik van Tinus’ moeder, Lize Kroonenberg) Je bord aflikken. Lize bakte soms een eitje voor mij. Voor mij zo’n traktatie dat ik mijn bord aflikte als het ei op was. “Je lijkt wel een Westzaner diaken”, zei mijn oma dan.

Winkelbel! Uitroep dat er een klant in de winkel was die moest worden geholpen. Zie ook postkantoor!

Zwak. Kwalificatie die een sterke teleurstelling uitdrukt. Als er weinig werd verkocht: “Zwak, jongen.” Een teleurstellend cijfer op school: zwak – waarmee impliciet de inzet van de betrokkene in twijfel werd getrokken. Zie ook strop.

—————

Dit is een bewerkte versie van het boekje ‘Reppiaans Woordenboek’, dat ik ter gelegenheid van Nieuwjaar 1995 aan familieleden en vrienden toezond.

Aanvullingen en opmerkingen zijn welkom via de mail.

Geluidsfragment: mijn broer Jelte praat met Tinus:

Het Reppiaans Woordenboek is nieuws geweest in de Taalpost van het Genootschap Onze Taal.

===

Martin Rep is medewerker van De Orkaan. Wekelijks publiceert hij een verhaal, meestal met nostalgische inslag, op zijn website www.martinrep.nl.

Zie ook zijn verhalen over Een Warm Welkom, Sigarenmagazijn Rep, Modemagazijn Schuijt (voorheen Zaanlands Lyceum) zijn Puch bromfiets en de opening van V&D aan de Gedempte Gracht.