“Ik sta op de plaats waar 85 jaar geleden een vrolijke jonge vrouw zich op de foto liet zetten door haar oudste broer. Slechts een paar honderd meter liggen, al meer dan zestig jaar, haar stoffelijke resten begraven. Nog even. Vandaag, 20 mei 2016, neem ik voor de allerlaatste keer afscheid van mijn moeder.”
Door Martin Rep
Ze leunt een beetje koket tegen het muurtje van de brug, haar hoofd schuin. Ze glimlacht naar de onzichtbare fotograaf. Waarschijnlijk is dat haar oudste broer, een verwoed fotohobbyist. Het is zo te zien een zonnige lentedag. De foto moet begin jaren dertig van de vorige eeuw zijn genomen. Op de achtergrond zijn de eerste huizen zichtbaar van het Weerpad, de straat die Zaandam verbindt met Oostzaan. Van de woningen aan de Wilgenstraat en daarachter de Meidoornstraat is nog geen sprake. Die straat, waar het meisje van de foto twintig jaar later zal gaan wonen, zal pas over een paar jaar worden gebouwd.
De jonge vrouw is ongeveer twintig jaar oud. Ze heeft haar netste kleren aan. Ze houdt van mooie kleding en is heel handig met naald en draad. Vermoedelijk heeft ze het stelletje dat ze draagt, zelf gemaakt. Ze heet Meintje Rozema en woont een stukje verderop aan de Zuiddijk, op nummer 307.
Meintjes vader is politieagent en heeft naast haar nog drie kinderen: Teun, Antje en Auke. Behalve Auke, die in Zaandam ter wereld is gekomen, zijn ze allen geboren in Friesland. Maar daar wonen ze al lang niet meer. In het oorlogsjaar 1914 is het gezin naar Zaandam vertrokken.
De zes huizen die op de foto zichtbaar zijn aan het begin van het Weerpad staan er nu, meer dan tachtig jaar later, nog altijd. De brug heeft een nieuwe ijzeren leuning gekregen en de muur is zo te zien opnieuw gemetseld, maar op de plek waar Meintje Rozema destijds stond, kun je nog steeds staan, al groeit er flink onkruid. Ik leun er even tegen het muurtje en kijk in dezelfde richting als zij op de foto doet. Ik ken dit stukje Zaandam nog heel goed van vroeger, want ik groeide op in de Meidoornstraat. Meintje was mijn moeder.
Veel is hier veranderd. Toen Meintje naar haar broer keek, zag ze tegelijkertijd achter hem de kruidenierswinkel van Graauw, op de hoek van de Zuiddijk met de Conradstraat. In plaats daarvan kijk ik nu naar een groot huis met een asymmetrische kap waarin veel glas is verwerkt. De brievenbus op de hoek waar ik naar toe holde als mijn ouders een brief hadden te posten, is naar de overkant verplaatst.
Als Meintje op de foto haar hoofd naar links had gedraaid in plaats van naar rechts, had zij over de weilanden uitgekeken en in de verte misschien zelfs Amsterdam gezien. Over die weilanden keek ik vijfentwintig jaar later ook uit als ik mijn hengeltje uitlegde in het water van de sloot, die mijn vader nog altijd Weerpadsloot noemde, al heette de straat inmiddels P.J. Troelstralaan. Aan de overkant speelde voetbalvereniging Zilvermeeuwen. Weer tien jaar later zag ik hier de huizen van de Vijfhoek gebouwd worden, die nu voor een belangrijk deel alweer verdwenen zijn.
Op het moment dat de foto van Meintje bij de brug wordt gemaakt, heeft ze verkering met ene Piet Kruiver, die een baantje heeft bij Hembrug. Zijn ouders hebben een boerderij in de Achtersluispolder, in de buurt van de Vrede. Die verkering houdt geen stand. Een tijdje later zal Meintje de man ontmoeten die mijn vader wordt, Tinus Rep. Het wordt dan druk in het ouderlijk huis aan de Zuiddijk, want ook de andere kinderen hebben verkering. Ze maken op zonnige zondagmiddagen wandelingetjes in de buurt; er zijn foto’s van de jongelui die lachend in het talud van de Zuiddijk zitten.
Meintje en Tinus trouwen, gaan wonen in Koog aan de Zaan en krijgen drie kinderen. Ik, de jongste, word een jaar na de oorlog geboren. Vijf jaar later verhuizen we naar de Meidoornstraat in Zaandam, waar Tinus een sigarenwinkel opent.
Nederland is zich aan het herstellen van de verwoestingen van de oorlog. In de omgeving van de Meidoornstraat, het stukje Zaandam dat ‘De Uithoek’ wordt genoemd, wordt flink gebouwd. Aan de Wibautstraat verrijzen flatwoningen. De Meidoornstraat wordt doorgetrokken in de richting van molen de Poelenburg. De Dennestraat, de Sparrestraat, de Cederstraat en de Taxusstraat worden aangelegd. Tinus stencilt folders die huis aan huis worden bezorgd, tot op het Vissershop aan toe. De reclameslogan wordt ‘Sigarenmagazijn Rep, Ook voor Dames’, want het assortiment is na de eerste paar jaar de beperkingen van sigaren, sigaretten, pijptabak en pruimtabak ruimschoots voorbij.
Het zaakje draait aardig en Meintje vindt het leuk om achter de toonbank te staan. Op weg naar de markt of zomaar in een verloren uurtje wipt ze geregeld even aan bij haar moeder, die nog steeds aan de Zuiddijk woont; haar vader, hoofdagent van politie Jelte Rozema, is in het begin van de oorlog overleden. Meintjes zus Antje woont ook vlakbij, aan de Bleekersstraat op het Vissershop – haar man Herman Roode is, net als haar broers, een eersteklas timmerman – en haar broers wonen wat verderop in Zaandam, dicht bij elkaar, aan de Eendrachtstraat en de Belgischestraat.
Het is een warme familie. Er worden veel bezoeken over en weer afgelegd. Op verjaardagen ontbreekt niemand, evenmin als op andere hoogtijdagen. Een van mijn eerste herinneringen daaraan is dat ik achter op de bagagedrager bij Meintje zit, op weg naar haar schoonzuster Geeske aan de Belgischestraat, die net is bevallen van haar jongste zoon, Wiegertje – december 1953.
Diezelfde Wieger ontmoet ik vandaag, samen met zijn oudere broer Jelte. Ik ben vandaag niet in Zaandam gekomen om de plek te bekijken waar mijn moeder ooit op de foto ging. Ik moet een paar honderd meter verderop aan de Zuiddijk zijn, op de algemene begraafplaats. Het graf waarin Meintje sinds 1955 rust, zal worden geruimd. Vandaag moeten we de zerken verwijderen. Dit wordt mijn laatste afscheid van Meintje.
Mijn neven Jelte en Wieger hebben, samen met hun zussen Ank en Aukje, de laatste jaren de grafrechten voor hun rekening genomen, nadat mijn broers en ik dat de jaren daarvoor hadden gedaan. Het is nu mooi geweest, vinden ze. Zestig jaar is een lange tijd. De kosten lopen aardig op – de laatste tien jaar hebben ze zo’n duizend euro betaald aan rechten en onderhoud – en zo vaak komen we er niet meer. Een enkele keer, als ik in de buurt was, ging ik even langs. Ik stond voor het graf en praatte even met Meintje.
Onveranderlijk kwam dan weer het moment in mijn herinnering terug dat ik hier voor het eerst op deze plek was. Een grote groep mensen was gegroepeerd rond de geopende kuil. Ik stond vooraan en keek niet-begrijpend naar de houten kist die opeens, door een onzichtbaar mechaniek gedreven, langzaam maar onverbiddelijk het gat in daalde. Groene takken onttrokken hem deels aan het zicht, terwijl hij de reis naar de diepte maakte.
Het plotselinge overlijden van Meintje na een niet al te zware operatie in het Sint Jan Ziekenhuis in Zaandam was een onbegrijpelijke en harde slag. Voor ons, voor de hele familie. Ze was in de bloei van haar leven, pas 44 jaar oud. Ik herinner me de ontzetting in straat en buurt, het medelijden van kennissen, van de klanten in de winkel en van de kerkelijke gemeente. Mannen met ernstige gezichten en zwarte pakken die over de vloer kwamen en op zachte toon dingen met mijn vader bespraken. De dominee die, voorafgaand aan de begrafenis, een preek hield bij ons thuis in de ‘mooie kamer’ boven de winkel – Meintje lag opgebaard beneden in de woonkamer. De korte rit met de begrafenisstoet van de Meidoornstraat naar de begraafplaats.
Dat alles is nu meer dan zestig jaar geleden. De plek van de graf kan ik blindelings vinden. Bij de aula linksaf, tweede rij, dan ben je er. Een rechtopstaande zerk voor Jelte en Aukje, de ouders van Meintje. Een liggende steen daarvóór. In de loop van de jaren werden de letters daarop steeds slechter leesbaar en na zestig jaar moet je moeite doen de tekst te ontcijferen:
Hier rust
onze geliefde
vrouw en moeder
Meintje Jacobje
Rep geb. Rozema
4-1-1911 – 15-9-1955
Zij is bij Jezus
Wieger heeft zijn zoon Chris, een echte krachtpatser, meegenomen. Mijn aanwezigheid is hier strikt genomen niet nodig. Jelte, Wieger en Chris doen het zware werk. Ze hebben een stevige aanhanger gecharterd die het kerkhof mag oprijden. Een grafdelver geeft de laatste instructies: grind en zand achterlaten, en de tegels en bakstenen die de zerken ondersteunen laten liggen.
We hoeven niet bang te zijn op menselijke resten te stuiten. Die liggen veel dieper. Volgens de grafdelver blijven die hier liggen tot het graf aan iemand anders wordt uitgegeven. Dan pas worden de stoffelijke resten van Meintje en haar ouders overgebracht naar de knekelplaats van het kerkhof. “Ze mogen de begraafplaats niet af.”
Ik maak foto’s en bedenk dat ik hier nu voor de laatste maal ben. De grafsteen van onze grootouders gaat straks mee naar Middenbeemster, waar Jelte hem in zijn achtertuin zal plaatsen. De steen van Meintje wordt niet bewaard; mijn broers en ik hebben besloten dat die vernietigd moet worden. Erg mooi is hij allang niet meer.
Op weg naar huis rijd ik nog een keer over de brug over de Wilgenstraatsloot. Langzaam, en ik kijk om, alsof ik Meintje nog kan zien staan. Glimlachend naar haar broer, tegen de zon in, het hoofd een beetje schuin.
===
Martin Rep is medewerker van De Orkaan. Wekelijks publiceert hij een verhaal, meestal met nostalgische inslag, op zijn website www.martinrep.nl.
Zie ook zijn verhalen over Een Warm Welkom, Sigarenmagazijn Rep, Modemagazijn Schuijt (voorheen Zaanlands Lyceum) zijn Puch bromfiets, de opening van V&D aan de Gedempte Gracht, het Reppiaanse Woordenboek, de grootste strafmiddag in de geschiedenis van het Zaanlands Lyceum, zijn oude kleuterschool op het Vissershop, de Zaanse Plaatjeskermis, de warme handen van Juf Walterop en douchen voor een kwartje.
Wat een prachtig en ontroerend verhaal.