Vorige week was er veel juridisch gedoe over het noodbevel, dat burgemeester Jos Heijmans van de gemeente Weert uitvaardigde tegen twintig bewoners in zijn Asiel Zoekers Centrum.  Zij mochten rond Oud-en Nieuw het AZC-terrein niet verlaten.  

Hij werd boos toen Justitie weigerde om mannen die zijn verbod overtraden, te vervolgen.

Omdat ik in mijn carrière ook een paar keer van mijn bevoegdheden om wanordelijkheden te voorkomen, gebruik moest maken, was ik meteen nieuwsgierig of er in Zaanstad recent ook sprake is geweest van een noodbevel of noodverordening, volgens artikel 175 of 176 van de Gemeentewet. Ik kon via internet geen Zaans voorval vinden.

Het is niet bij iedereen bekend, dat de burgemeester behalve het gezag over de Openbare Orde en het voorzitterschap van het college van B en W, ook een aantal zelfstandige bestuurstaken onder zijn hoede heeft. De burgemeester mag een verbod opleggen, wanneer hij verwacht dat het gedrag van een specifieke groep leidt tot ernstige wanordelijkheden. De burgemeester mag zelfs in zeer bijzondere situaties mensen tijdelijk vasthouden op grond van de zogenaamde Bestuurlijke Ophouding, niet te verwarren met onthouding, waarover de burgermoeder gelukkig niets te zeggen heeft.  Maar als er sprake is van huiselijk geweld, kan de burgemeester wel, met een Huisverbod, de geweldenaar de toegang tot zijn woning en de omgeving van zijn of haar gezin ontzeggen.

Al die maatregelen zijn niet mals en bij overtreding ervan kan volgens artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht een gevangenisstraf van maximaal drie maanden worden opgelegd. Daarom worden de bevelen, na toepassing ervan, dan ook grondig getoetst op hun juistheid. Door de gemeenteraad, omdat de burgemeester zich moet verantwoorden en soms(ook) door de rechter.  Zo mag een bevel artikel 175, zoals de burgemeester van Weert uitvaardigde, niet strijdig zijn met onze constitutionele regels. Dat perkt de bevelsbevoegdheid danig in, omdat vrijheidsberoving zonder rechtelijk vonnis, niet mag van de Grondwet.

Aangezien de wanordelijkheden die de burgemeester van Weert vreesde in zijn gehele gemeente konden plaatsvinden, had een gebiedsverbod voor een specifieke plaats, zoals een feestterrein, geen effect. Bovendien waren de motieven van Jos Heijmans zuiver, want hij had al een aantal malen laten blijken geen heimelijke antipathieën tegen asielzoekers te koesteren, integendeel.  Bovendien waren zijn argumenten onderbouwd en bleek zijn vrees voor rottigheid terecht. De zes raddraaiers die zijn verbod negeerden, pleegden immers winkeldiefstallen tijdens hun uitstapje.  Dat die diefstal moeilijk te bewijzen is, wil niet zeggen dat zijn bevel daardoor onterecht was.

Justitie heeft een punt, wanneer ze wijst op de strijdigheid van het bevel met de Grondwet, maar bewijst daarmee ook haar hypocrisie: het waren de Officieren van Justitie die ervoor pleitten dat het Huisverbod (wegens huiselijk geweld) tot verantwoordelijkheid van de burgemeester, op basis van zijn bestuurlijke bevoegdheden, werd gerekend en niet tot die van het strafrecht.

Zoals gezegd, Zaanstad heeft blijkbaar nog niet te kampen gehad met het door mij beschreven dilemma, maar een gewaarschuwd burger telt voor twee. Ik zou, als ik u was, naar de installatiereceptie van uw nieuwe burgemeester gaan en eens polsen naar haar oordeel.

Anneke van Dok, oud-burgemeester van Niedorp, Vlissingen, Velsen en Diemen.