“Waar precies aan de Oostzijde? Voorbij de Zwaardemaker? Dat groene huisje naast de brug?”

Het overkwam me weer, een verdwaalde Zaankanter in een dorp ergens ver weg. Zonder ons te storen aan de rest van het gezelschap haalden we de ene herinnering na de andere op. Zaankanters moeten altijd kloken.

Door Anneke van Dok

Ik hoorde opeens, notabene op een meidag, het zingzeng van wegschietend ijs onder mijn nieuwe noren.”Natte voeten, o ja. Hakkenband, vlak onder Jisp.” Een mijmering over barre tochten, want alleen op ijs beleefde je lol aan het landschap van zwarte sloten tussen zompig gras.

De rijp betoverde het riet. Een koude mist en stilte, zo intens, dat alleen het krassen van de ijzers je nog met de aarde verbond.”Geen hand voor ogen, maar ik rook Honig, dus was ik bijna thuis.”

Waar het de Zaan aan uiterlijk schoon ontbrak, overviel je de overvloed aan geuren. Van Zaandam naar Wormerveer rook je waar je was: Verkade, de zeep van Hilko, de stijfselfabriek, Cacao de Zaan, Honig en Duyvis.

Dampende silhouetten langs een zilveren lint, met het prikkelend odeur van zwavel en prut. Links De Bleeke Dood en rechts de wieken op de Schans, als gekruiste armen uit een noest verleden.

Filters en pompen ontgeurden de Zaan. Je kunt erin zwemmen, maar schaatsen, dat zal niet meer gaan.

De foto komt uit ons onvolprezen gemeentearchief. 

Ook verdwaalde Zaankanter Freek heeft het over Mijn Zaan: